15. De zekering vervangen
De zekering beschermt het apparaat tegen overbelasting. Bij normaal gebruik mag de zekering niet geactiveerd
worden.
Een activering van de zekering kan echter optreden in geval van een defect mondstuk voor de hete lucht of een kort-
sluiting in de kabel tussen het mondstuk voor de hete lucht en nabewerkingsstation. De zekering kan ook geactiveerd
worden bij een defect in het nabewerkingsstation.
Ga voor het vervangen van een defecte zekering als volgt te werk:
• Schakel het nabewerkingsstation uit. Laat het mondstuk voor de hete lucht volledig afkoelen.
• Koppel het nabewerkingsstation los van de netspanning. Trek de stekker volledig uit het stopcontact. Koppel ver-
volgens de stroomkabel volledig los van het nabewerkingsstation.
• Verwijder de zekeringhouder (zie afbeeldingen in hoofdstuk 7, pos. 12) boven het stopcontact. Deze kan bijv. met
een platte schroevendraaier voorzichtig eruit worden gewrikt.
• Trek de zekering uit de zekeringenhouder.
• Controleer de zekering bijv. met behulp van een geschikt meetapparaat (digitale multimeter) op elektrische conti-
nuïteit.
• Als de zekering defect is, vervangt u deze door een nieuwe, identieke zekering (zie hoofdstuk "Technische gege-
vens" aan het einde van de gebruiksaanwijzing voor het type zekering).
Gebruik nooit een zekering met andere specificaties. Overbrug een defecte zekering nooit!
Er bestaat brandgevaar; bovendien bestaat er levensgevaar door een elektrische schok!
• Steek de nieuwe zekering in de zekeringhouder. Steek de zekeringhouder met de juiste richting terug in het nabe-
werkingsstation, zodat deze vastklikt.
• Neem het nabewerkingsstation weer in gebruik (met de netspanning verbinden en inschakelen).
Mocht de zekering na het inschakelen opnieuw doorbranden, verbreekt u de verbinding van het nabewer-
kingsstation met de netspanning en laat u het complete apparaat vervolgens door een vakman controleren.
28