Bedieningspaneel kopieerapparaat
De namen en functies van ieder onderdeel van het bedieningspaneel van het kopieerapparaat zijn
als volgt.
Bij modellen met printerfunctie (printerset geïnstalleerd) "1.2 Printerbedieningspaneel" in de printerhandleiding raadplegen.
Nr.
Naam
1
Knop
afstelling
helderheid
2
Aanraakscherm
3
Systeeminstellingen/
Toets Tellercontrole
4
Toets Toegangscode
5
Toets
Energiespaarstand
6
Toets Alles wissen
7
Toets
Onderbreken/
indicatielampje
8
Toets Stop
9
Toets Start
10
Aantaltoetsen
11
Toets C (Wissen, Clear)
Hiermee wordt de helderheid van het aanraakscherm afgesteld. Deze knop
verdraaien wanneer het scherm te licht of te donker is.
Hier worden berichten en toepassingstoetsen weergegeven. De opties en
toepassingen op dit paneel aanraken om selecties te maken.
Dit scherm dient uitsluitend in de mode Systeembeheerder te worden
gebruikt.
Wordt gebruikt door de systeembeheerder bij het instellen van de
kopieertoepassingen.
In de mode Auditronbeheerder deze toets indrukken om het scherm
Toegangscode auditronbeheerder invoeren weer te geven. Door iedere
gebruiker te dwingen zijn of haar toegangscode in te voeren kan het gebruik
van het apparaat worden geregeld.
Kan niet worden gebruikt.
Kan niet worden gebruikt.
Kan niet worden gebruikt.
Kan niet worden gebruikt.
Kan niet worden gebruikt.
De aantaltoetsen of cijfertoetsen gebruiken om numerieke waarden in te
voeren, zoals de toegangscode.
Deze toets indrukken om een met de aantaltoetsen verkeerd ingevoerde
numerieke waarde te wissen.
8.1 Mode Systeembeheerder
Functie
307