Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Veiligheid op de eerste plaats
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in
het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze
informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel
oplopen.
Bedieningsorganen
Gaspedaal
Het gaspedaal (Fig. 13) biedt de bestuurder de mogelijkheid
de rijsnelheid van het voertuig te regelen. Als u het pedaal
intrapt, start u de motor. Trapt u het pedaal verder in, dan
verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen,
vermindert de snelheid van het voertuig en stopt de motor.
De maximumsnelheid vooruit is 22 km per uur.
3
2
1
Figuur 13
1. Gaspedaal
2. Rempedaal
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand brengen
of de snelheid verminderen (Fig. 13).
Voorzichtig
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van
het voertuig minder dan 25 mm bedraagt, moeten
de remmen worden afgesteld of gerepareerd.
m–6203
3. Parkeerrem
18
Parkeerrem
De parkeerrem is een klein plaatje bovenop het rempedaal
(Fig. 13). Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de
parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat het
voertuig per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem
in werking te stellen, moet u het rempedaal stevig intrappen
en voorwaarts rollen met de bovenkant van uw voet. Om de
parkeerrem buiten werking te stellen, moet u het gaspedaal
intrappen. Als u het voertuig op een steile helling parkeert,
moet u erop letten dat de parkeerrem in werking is gesteld.
Plaats blokjes achter de wielen om te voorkomen dat het
voertuig de helling afrolt.
Chokehendel
De chokehendel bevindt zich rechtsonder naast de
bestuurdersstoel. Om een koude motor te starten, moet u de
chokeknop uittrekken (Fig. 14). Nadat de motor is gestart,
kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten
lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT.
Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te
worden gebruikt.
1
Figuur 14
1. Choke
Schakelhendel
De schakelhendel heeft drie standen: vooruit, achteruit en
neutraalstand (Fig. 14). U kunt de motor in elke van de drie
posities starten en laten lopen.
Opmerking: Als de keuzeschakelaar op Achteruit staat
wanneer het contactsleuteltje wordt omgedraaid, klinkt er
een zoemer om de bestuurder te waarschuwen.
Belangrijk
Het voertuig moet altijd eerst tot stilstand
worden gebracht, voordat u schakelt.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Fig. 15), waarmee u de motor start
en afzet, heeft twee standen: Uit en Aan. Draai het
sleuteltje naar rechts op AAN om de motor in werking te
stellen. Als het voertuig stilstaat, draait u het sleuteltje naar
links op UIT. Verwijder het sleuteltje uit het contact.
2
m–5371
2. Schakelhendel