Bevestiging van de lift op de vloer
WAARSCHUWING
De lift moet eerst op de vloer vastgemaakt worden,
voordat de apparatuur gebruikt mag worden.
1. Plaats de lift zodanig dat er aan de bovenkant
minstens 2,75 meter vrije hoogte is.
2. Markeer en boor gaten in de vloer voor de
bevestigingsbouten met een dikte van 13 mm. Zie de
montage-indeling in de Maattekening op pagina 7.
3. Plaats de voetplaat van de lift waterpas, zo nodig met
behulp van tussenringen, en bevestig de onderkant
stevig vast aan de vloer.
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN BEWEGENDE
ONDERDELEN
Stop het roerwerk altijd en koppel de
luchttoevoer af, voordat u het roerwerk laat
stijgen, controleert of repareert. Dit is nodig om het
risico van ernstig lichamelijk letsel, zoals snijwonden,
amputatie van vingers, of door spatten in de ogen
of op de huid te verminderen.
Laat het roerwerk nooit werken terwijl de lift omhoog
staat. Zie GEVAAR VAN BEWEGENDE
ONDERDELEN, op pagina 3.
Opstarten
Zie Onderdelentekening op pagina 4.
1. Spoel het systeem voor eerste gebruik door.
OPMERKING: De pomp is getest met water.
Voorkom dat het water het verpompte materiaal
besmet door de pomp eerst met een geschikt
oplosmiddel grondig te spoelen.
2. Let op dat het naaldventiel op het roerwerk gesloten
is, en dat de kogelkraan (19) eveneens gesloten is.
3. Sluit de luchttoevoerleiding aan op de insteekfitting
van de luchtleiding (22).
6
3A3634D
Installatie
Aarding
Goede aarding is een essentieel punt om het systeem
veilig te houden.
Beperk het risico van vonken door statische elektriciteit
door het deksel en alle elektrisch geleidende voorwerpen
en apparaten in het afgiftegebied goed te aarden.
Raadpleeg uw lokale elektrische voorschriften voor
uitgebreide aardingsvoorschriften voor uw gebied en type
apparatuur.
Aard het afgiftesysteem door het uiteinde van de
aarddraad aan een echte aardaansluiting aan te sluiten.
Werking
4. Regel de snelheid van het roerwerk met het
naaldventiel en laat de roersnelheid geleidelijk
toenemen totdat u (door het kijkgat in het vatdeksel)
beweging in het oppervlak van het materiaal ziet,
maar laat de snelheid niet zover oplopen dat er
een draaikolk ontstaat. Als het materiaal gaat kolken,
verlaag dan de roersnelheid om te voorkomen
dat er luchtbellen in het materiaal komen.
OPMERKING: Handhaaf altijd een gematigde
snelheid van het roerwerk, ongeveer 50 omw/min voor
de bladen van het roerwerk. Als het roerwerk te snel
draait, kunnen er trillingen, schuimvorming van het
materiaal en verhoogde slijtage aan de onderdelen
ontstaan. Roer het materiaal altijd grondig door
voordat het in het afgiftesysteem wordt gedaan en blijf
het materiaal roeren terwijl het afgiftesysteem van
materiaal wordt voorzien.
5. Regel de druk en de snelheid van de pomp (1) met
behulp van het reduceerventiel (10) en de kogelkraan
(19).
6. Zet de lift omhoog of omlaag door de luchtregelklep
(een duw-/trekhendel) op de rand van het vatdeksel
naar buiten te trekken of naar binnen te duwen.
Bij normale bedrijfsomstandigheden duurt het
slechts een paar seconden voordat de luchtdruk
genoeg is gestegen om de lift omhoog te zetten
of genoeg gedaald om de lift omlaag te zetten.
OPMERKING: De bedrijfssnelheid van de lift kan
worden verhoogd door de zeskantmoer van het
reductieventiel los te draaien en de naald van het ventiel
iets naar buiten te draaien. U kunt de bedrijfssnelheid
verlagen door de naald van het ventiel naar binnen te
draaien. Het reductieventiel bevindt zich boven op de
lift, zoals aangegeven in de Onderdelentekening.