Bediening audiofuncties
1
2
3
1. VOLUME – Draaiknop
2. AM/FM – Geluidsbron kiezen
3. MODE – Geluidsbron kiezen, CD/AUX
4. TUNING – Draaiknop
5. SOUND – Toets
Volume
Gebruik VOLUME (1) of de toetsenset op het
stuurwiel om het volume te regelen (zie
pagina 54). De geluidssterkte wordt automa-
tisch afgestemd op de snelheid van de auto
(zie. pagina 213).
Geluidsbron kiezen
Bij herhaalde malen indrukken van AM/FM
loopt u de standen FM1 , FM2 en AM door. Bij
herhaalde malen indrukken van MODE loopt u
de standen CD en AUX door.
4
5
AUX
Het is mogelijk een mp3-speler op de AUX-
ingang aan te sluiten.
6
Ingang voor externe geluidsbron (AUX) 3,5 mm
N.B.
De geluidskwaliteit kan verslechteren, als
de speler wordt opgeladen terwijl het audio-
systeem in stand AUX staat. Laad de speler
in dat geval niet op tijdens het beluisteren.
Soms wijkt het volume waarop de externe
geluidsbron (AUX) wordt weergegeven af van
dat van de interne geluidsbronnen. Als de
geluidssterkte van de externe geluidsbron te
10 Infotainment
Audiofuncties
hoog is, kan de geluidskwaliteit verslechte-
ren. U kunt dat tegengaan door het ingangs-
volume van de externe geluidsbron (AUX) aan
te passen:
– Zet het audiosysteem in de stand AUX met
de knop MODE .
– Druk op MENU en daarna op ENTER .
– Ga naar
AUX volume
en druk op ENTER .
– Draai aan TUNING of druk op de pijl-
rechts/pijl-links van de navigatieknop.
USB-/iPod-aansluiting (optie)
Via de aansluiting in de middenconsole kunt u
een iPod en/of USB-geheugen aansluiten op
het Infotainmentsysteem van de auto.
Kies afhankelijk van het aangesloten type
opslagmedium als volgt de geluidsbron:
10
211