AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING: Knoppen A
3
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk op de knoppen 17, 18 en 19 om de ge-
wenste luchtdistributie te selecteren (de ge-
kozen stand wordt getoond).
17 De lucht wordt hoofdzakelijk naar de ont-
wasemingssleuven onder de voorruit en
de zijruiten voorin gevoerd.
18 De lucht wordt hoofdzakelijk naar de
ontwasemingsroosters in het dashboard
geleid.
19 De lucht wordt voornamelijk naar de
voetenruimtes gevoerd.
3.10
(5/5)
Soft
Normal
Fast
OFF
AUTO
Opmerking:
– Luchtstroommodus 17 kan worden ge-
combineerd met luchtstroommodus 18
of 19.
– Luchtstroommodus 18 kan worden ge-
combineerd met luchtstroommodus 19.
Luchtkringloop
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt ze ook handmatig inschakelen.
Afstelling voor interieur
Druk op
Opmerking:
– in de kringloopstand wordt de lucht aan-
gevoerd vanuit de auto en zonder bijmen-
ging van buitenlucht teruggevoerd in het
interieur van de auto.
17
– de lucht circuleert in de auto zonder bij-
menging van buitenlucht (als u in een
18
gebied met verontreinigde lucht rijdt enz.)
en doet de temperatuur in het interieur
19
sneller dalen.
Handmatig gebruik
Gebruik schakelaar 3. Het schakelaar-
Manuel
lampje 3 gaat aan.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Wij adviseren om terug te gaan naar de
automatische modus zodra de luchtkring-
loop niet langer nodig is, door te drukken op
schakelaar 3.
Druk om deze functie uit te schakelen op-
nieuw op de schakelaar 3.
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.