BEDRIJFSHANDLEIDING
KETTINGSPRONGEN
Kwaliteitsklassen 8 en 10
4.5 Draagvermogentabel kwaliteitsklasse 8 [t], kranskettingen
Belastingsgevallen / N
K11
= 0°
0° < ≤ 25°
0° < ≤ 45°
6-8
1,80
1,60
7-8
2,50
2,24
8-8
3,15
2,80
10-8
5,00
4,50
13-8
8,50
7,50
16-8
12,5
11,8
18-8
16,0
15,0
20-8
20,0
18,0
22-8
23,6
22,4
26-8
33,5
30,0
1)
28-8
40,0
35,5
32-8
50,0
47,5
36-8
1)
63,0
60,0
40-8
1)
80,0
71,0
45-8
1)
100
90,0
50-8
1)
125
112
56-8
1)
160
140
63-8
1)
200
180
71-8
1)
250
224
1)
Gelaste kettinghanger
4.6 Draagvermogentabel kwaliteitsklasse 10 [t], kranskettingen
Belastingsgevallen / N
K11
= 0°
0° < ≤ 25°
0° < ≤ 45°
6-10
2,24
2,0
8-10
4,00
3,55
10-10
6,3
5,6
13-10
10,6
9,5
16-10
16,0
14,0
20-10
1)
25,0
22,4
22-10
1)
30,0
28,0
26-10
1)
42,5
37,5
32-10
1)
63,0
56,0
1)
Gelaste kettinghanger
MONTAGE EN DEMONTAGE
5.1 Voorbereidende maatregelen
Overtuig u ervan, dat alle in te bouwen onderdelen in onberispelijke staat verkeren
en de draagvermogens van alle onderdelen op de last zijn berekend.
5.2 Kettingen monteren / demonteren
Bij montage en demontage van kettingsprongen moeten de montage- en
bedrijfshandleidingen van alle onderdelen in acht worden genomen.
THIELE GmbH & Co. KG
www.thiele.de | info@thiele.de
© Alle rechten voorbehouden
eigingshoeken
K12
K13
K22
45° < ≤ 60°
0° < ≤ 45°
1,25
0,90
1,90
1,70
1,25
2,65
2,24
1,60
3,35
3,55
2,50
5,30
6,00
4,25
9,00
9,00
6,30
13,2
11,2
8,00
17,0
14,0
10,0
21,2
17,0
11,8
25,0
23,6
17,0
35,5
28,0
20,0
42,5
35,5
25,0
53,0
45,0
31,5
67,0
56,0
40,0
85,0
71,0
50,0
106
90
63
132
112
80
170
140
100
212
180
125
265
eigingshoeken
K12
K13
K22
45° < ≤ 60°
0° < ≤ 45°
1,6
1,12
2,36
2,8
2,0
4,25
4,5
3,15
6,7
7,5
5,3
12,2
11,2
8,0
17,0
18,0
12,5
26,5
21,2
15,0
31,5
30,0
21,2
45,0
45,0
31,5
67,0
5.3 Gaffelkopsysteem
Overtuig u ervan, dat alle in te bouwen onderdelen in
onberispelijke staat verkeren en de draagvermogens van alle
K23
onderdelen op de last zijn berekend.
MONTAGE
Spanbus en pen evtl. verwijderen.
A) Kettingparteinde tussen de gaffelkopkanten brengen.
45° < ≤ 60°
B) Pen vanaf de zijkant in de gaffelkop door de
1,32
laatste kettingschalm van het part tot aan de
1,80
aanslag inbrengen.
2,36
C) Spanbus voor het borgen van de pen zo
3,75
inslaan, dat hij niet uitsteekt. De sleuf moet
6,30
van de pen zijn afgekeerd.
9,50
11,8
Controleer of de ketting vrij kan bewegen!
15,0
Gebruik alleen pennen en aanslagonderdelen samen van dezelfde kwaliteitsklasse
18,0
(pennen zijn vanaf Ø 13 mm aan de voorzijde gemarkeerd).
25,0
Spanbussen zijn voor eenmalige inbouw bestemd.
30,0
37,5
DEMONTAGE
47,5
Betreffend kettingpart ontlasten.
60,0
A) Spanbus met hamer en doorn
75,0
B) Pen met doorn uitdrukken.
95
C) Ketting verwijderen.
118
150
2) Passende doorns zijn onder artikelnummer Z03303 verkrijgbaar.
190
GEBRUIKSVOORWAARDEN
6.1 Instructies voor normaal gebruik
Bij 4-part kettingsprongen bestaat in principe het gevaar, dat slechts twee tegenover
K23
elkaar liggende kettingparten belast worden. Controleer in dat geval het
draagvermogen van de kettingsprong en gebruik er zo nodig één met hoger
draagvermogen.
Het verkorten van afzonderlijke kettingparten wijst op een niet symmetrische
verdeling van de last. Neem in dergelijke gevallen de draaglastreducties in acht.
Bij gebruik van stroppen moet het draagvermogen bovendien met 20% worden
45° < ≤ 60°
gereduceerd.
1,7
Bij gebruik van haken zonder veiligheidsklep, bijv. wegens functionele vereisten, is
3,0
extra voorzichtigheid geboden en moet er een speciale risicoanalyse worden
4,75
uitgevoerd.
8,0
11,8
VERBINDINGSSCHALMEN
19,0
Let bij het aanslaan op de positie van de verbindingsschalm.
De krachtuitoefening dient in langsrichting plaats te vinden.
22,4
31,5
47,5
Als er twee kettingparten in een verbindingsschalmhelft
voor afwisselend gebruik van de parten zijn gemonteerd,
mag er uitsluitend maar één kettingpart worden belast!
B08179-D
NL 12.2020
2)
uitdrijven
2)
.
.
# Veranderingsindicator
verfangt B08179-C
3 | 6