Aanwijzingen voor de installateur
10.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
10.1 Elektrische aansluiting
De identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de
merking is zichtbaar op het toestel geplaatst.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De
aarding
moet
verplicht
aangebracht
zijn
volgens
de
voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Bij gebruik van een vaste aansluiting moet op de voedingslijn van het toestel, op
een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel zelf, een meerpolig
onderbrekingsmechanisme conform de installatieregels voorzien worden.
Wanneer een stekker en stopcontact gebruikt worden, moet gecontroleerd
worden of deze van hetzelfde type zijn. gebruik geen verloopstekkers, adapters
of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Werking op 220-240 V~: gebruik een driepolige
kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 3 x 1.5
2
mm
).
Het uiteinde dat moet aangesloten worden op het toestel, moet een (geel-
groene) aardingsdraad hebben die minstens 20 mm langer is.
AANDACHT: De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de interne
geleider.
129