Foto's maken met uw eigen instellingen
[NORMALE FOTO] modus
Opnamemodus:
Via het menu [OPNAME] instellingen wijzigen en uw eigen opnameomgeving instellen.
Ontspanknop
■
Zoom gebruiken
(→30)
■
Flitser gebruiken
(→36)
■
Beeldhelderheid aanpassen
(→41)
■
Close-upfoto's maken
(→38)
■
Kleur aanpassen
(→61)
●
Gebruik in geval van een waarschuwing
over beweging [STABILISATIE], een statief
of [ZELFONTSPANNER].
●
Als de diafragmawaarde of sluitertijd rood
worden weergegeven, is de belichting
niet juist. Gebruik de flitser of wijzig de
instellingen voor [GEVOELIGHEID].
28
VQT2P57
Open de lenskap
De camera wordt ingeschakeld.
Ga naar het scherm voor selectie
van de opnamemodus
Raak [NORMALE FOTO] ann
Maak een foto
Druk volledig in (druk
Druk half in
de knop helemaal in
(druk licht in en
om een foto te maken)
stel scherp)
Scherpstelweergave
(als scherpstelling is
voltooid:
knippert → verlicht)
AF-gebied
(Stelt scherp op onderwerp. Als dit is voltooid:
rood → groen)
Trillingswaarschuwing
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Scherpstellen voor de gewenste compositie
Handig als het onderwerp zich niet in het midden van de foto bevindt.
Stel eerst scherp op het onderwerp
Leg het
AF-gebied
gelijk met het
onderwerp
AF-gebied
Half ingedrukt
houden
Keer terug naar de gewenste compositie
Volledig
indrukken
AF-gebied
●
De scherpstelaanduiding knippert en er klinkt een pieptoon wanneer er niet
goed is scherpgesteld.
Gebruik het in rood aangegeven scherpstelbereik ter referentie.
Ook al wordt de scherpstelaanduiding aangegeven, dan nog kan de camera
niet altijd goed scherpstellen, als uw onderwerp buiten het scherpstelbereik
valt.
●
Het autofocuskader wordt groter aangegeven bij minder licht of tijdens het
gebruik van de digitale zoomfunctie.
●
De meeste aanduidingen verdwijnen even van het scherm wanneer u de
ontspanknop halverwege indrukt.
Richtingwaarnemingsfunctie
Foto's die worden gemaakt terwijl de camera verticaal wordt gehouden, worden
automatisch verticaal afgespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])
●
Foto's die zijn gemaakt met het lensoppervlak recht omhoog of omlaag en foto's die op
andere camera's zijn gemaakt, worden mogelijk niet gedraaid. Ook worden foto's die zijn
gemaakt terwijl de camera ondersteboven wordt gehouden, niet automatisch gedraaid.
●
Bewegende beelden worden niet verticaal weergegeven.
●
Onderwerpen/omgevingen waarbij
scherpstellen een probleem kan zijn:
• Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen
of voorwerpen zonder kleurcontrasten
• Foto's maken door een ruit of vlakbij
voorwerpen die licht uitstralen. In het
donker, of als de camera erg beweegt.
• Wanneer u te dicht bij het object staat of
wanneer u een foto maakt waarop zowel
veraf als dichtbij gelegen objecten staan
●
We raden u aan bij het fotograferen
van personen (→58) de
gezichtsdetectiefunctie te gebruiken.
Scherpstelbereik
VQT2P57
29