5.1 Problemen verhelpen
De opgesomde problemen en de mogelijke oorzaken zijn niet definitief maar suggereren een aantal typische situ-
aties die kunnen optreden tijdens normaal gebruik van het lassysteem. Neem voor meer informatie en hulp contact
op met de dichtstbijzijnde Kemppi-servicewerkplaats.
Algemeen:
Het lassysteem start niet op
•
Controleer of de primaire kabel goed is aangesloten.
•
Controleer of de hoofdschakelaar van de stroombron op AAN staat.
•
Controleer of de netspanning is ingeschakeld.
•
Controleer de zekering en/of de aardlekschakelaar.
•
Controleer of de werkstukkabel is aangesloten.
Het lassysteem stopt
•
De toorts kan oververhit zijn. Wacht tot deze is afgekoeld.
•
Controleer of geen van de kabels loszit.
•
De draadaanvoerunit kan oververhit zijn. Wacht tot de draadaanvoerunit is afgekoeld en controleer of de laskabel
goed is aangesloten.
•
De stroombron kan oververhit zijn. Wacht tot de stroombron is afgekoeld en controleer of de koelventilatoren goed
werken en of de luchtstroom niet geblokkeerd is.
Draadaanvoerunit:
De lasdraad wikkelt van de haspel af
•
Controleer of de kap van de draadaanvoerunit gesloten is.
De draadaanvoerunit voert geen lasdraad aan
•
Controleer of de lasdraad niet op is.
•
Controleer of de lasdraad correct door de aanvoerrollen naar de draadliner wordt gevoerd.
•
Controleer of het drukhandvat goed gesloten is.
•
Controleer of de druk op de aanvoerrollen goed is afgesteld voor de lasdraad.
•
Blaas perslucht door de draadliner om te controleren of deze niet geblokkeerd is.
Lastoorts:
De draad brandt in het draadmondstuk
•
Controleer of de grootte en het type van het gebruikte mondstuk en mantel geschikt zijn voor de lasdraad.
•
Controleer of de draadliner schoon is.
•
Controleer of de draadliner geen steile lussen maakt.
•
Controleer de motorstroom. Als de stroom te sterk is, kunnen er problemen ontstaan in de draadliner.
•
Controleer hoe strak de aanvoerrollen zijn aangespannen. Te strakke aanvoerrollen kunnen zachte lasdraden, zoals
aluminium en rutiel-gevulde draden, aantasten.
De lastoorts raakt oververhit
•
Controleer of de zwanenhals van de toorts correct op het handvat is bevestigd.
•
Controleer of de draadmondstukadapter goed met de hand is aangedraaid en of het draadmondstuk er goed op is
bevestigd.
•
Controleer of de lasparameters binnen het bereik van de lastoorts en de zwanenhals liggen. De toorts en de zwa-
nenhals hebben elk hun eigen maximumstroom; de laagste van de twee waarden is de maximale stroom die kan
worden gebruikt.
De zwanenhals van de toorts raakt oververhit
© Kemppi
28
Flexlite GXe
Gebruiksaanwijzing - NL
1922260 / 2343