Versnelling
7.3 Traploze versnelling (Enviolo)
WaarscHuWinG
Onoplettendheid in het wegverkeer.
risico op ongevallen en verwondingen!
• Maak uzelf vertrouwd met de werking van de versnel-
ling.
• Stop meteen als u de versnelling niet veilig kunt bedie-
nen, bijv. bij een defect of storing.
LET op
Beschadigingen aan de versnelling door onjuiste bedie-
ning.
risico op beschadigingen!
• Trap bij het schakelen niet krachtig op de pedalen.
• Trap bij het schakelen niet naar achteren.
• Schakel niet terwijl u stil staat.
• Schakel tijdig naar een lagere versnelling vooraleer u
een helling opgaat.
7.3.1 Basisbeginselen
De naaf van het achterwiel is voorzien van een traploze versnel-
ling. Door aan de draaischakelaar te draaien, kan de versnelling
traploos ingesteld worden.
Enviolo-versnellingen zijn zowel met vrijloop als met een terug-
traprem verkrijgbaar. Controleer welke variant op uw fiets aanwe-
zig is (zie hoofdstuk "Fietspas" op pagina 116).
7.3.2 Bediening
•
Om traploos hoger te schakelen, draait u de draaischakelaar
naar achteren.
De indicator beweegt zich in de richting "Vlak" (zie afb. "Draaischa-
kelaar 'Enviolo'").
•
Om traploos lager te schakelen, draait u de draaischakelaar
naar voren.
Afb. Draaischakelaar 'Enviolo'
1 Vlak
1
2
2 Helling
65