8.2.7
Roerasaandrijving in- en uitschakelen
De roeras wordt aangedreven,
wanneer de lunspen (Afb. 129/1) in de boring
van de holle as van de transmissie steekt.
De roeras staat stil,
wanneer de lunspen uit de boring van de holle as
van de transmissie is getrokken.
De lunspen (Afb. 130/1) voor het parkeren in de
boring van de nevenas plaatsen.
AD BAH0042-3 08.14
Deze instelling heeft invloed op de zaaihoeveelheid.
Controleer de instelling via een afdraaiproef.
Afb. 129
Afb. 130
De roeras weer met de aandrijving verbinden na het zaaien.
Bij het zaaien van speciale zaaigoederen met stilstaande roeras kan
zaaigoedopstopping in de zaadkast en daardoor verkeerd zaaien
optreden.
Instellingen
109