6.13.12
Opnemerwalsen (aandrijving F)
De opnemerwalsen voeren verschillende functies uit. Ze nemen de bieten op van de
7
grond en leiden ze naar de poetswalsen. Deze leiden de bieten verder op de aanvoer-
walsen en reinigen tegelijkertijd de vingers van de opnemerwalsen.
De opnemerwalsen bewegen zich altijd alleen in werkrichting als de opnemerwalsen
zich ook in werkrichting bewegen.
Om de opnemerwalsen aan te schakelen (kunnen alleen samen met de aanvoerwal-
sen worden geschakeld) drukt u 1x kort op de toets (7) aan de rechtse joystick.
Al deze toets opnieuw kort wordt ingedrukt, stoppen de aanvoerwalsen/opnemerwal-
sen. Al deze toets wordt gedrukt en ingedrukt wordt gehouden, keert draairichting van
de aanvoerwalsen/opnemerwalsen om.
Toerental opnemerwalsen
Selecteer deze functie met R-Select.
+ toets = Toerental verhogen (walsen draaien sneller)
- toets = Toerental verlagen (walsen draaien langzamer)
Om de bieten zo voorzichtig mogelijk te behandelen, mag de snelheid van de opne-
merwalsen niet hoger dan nodig worden ingesteld.
Werd bij de opnemerwalsen de waarschuwingsgrens overschreden, verschijnt in R-
Touch het volgende symbool
Zijn de opnemerwalsen geblokkeerd, verschijnt in R-Touch het volgende waarschu-
wingssymbool
Zodra de opnemerwalsen stoppen of worden omgekeerd, stopt de rijaandrijving auto-
matisch.
.
.
Werking
Verlaadactiviteit
237 / 496