#
Remmen
#
Stoppen
Geef, als u de weg gaat verlaten,
tijdig richting aan. Verlaat de weg
soepel.
Draai de gashendel dicht en
bedien de voor- en achterrem
tegelijk.
Het remlicht geeft aan dat u
u
remt.
#
Bochten nemen
Rem voordat u
een bocht
neemt.
Draai de gashendel
geleidelijk weer open
zodra u de bocht uit bent.
#
Parkeren
(BLZ.14)
Parkeer op een stevige, hori-
zontale ondergrond.
Gebruik de standaard en
vergrendel het stuurslot.
#
Tanken
(BLZ.32)
19