nl
6.5.4.3
Bewaking voorkamer (externe
elektrode)
6.5.5
Instelling van de motorbeveiliging
6.5.5.1
Directe inschakeling
6.5.5.2
Sterdriehoekstart
6.5.5.3
Soft starter
6.5.6
Bedrijf met frequentie-omvormer
26
Installatie en elektrische aansluiting
Aderbenaming PTC-sensor
Temperatuurbegrenzing
10, 11 Aansluiting PTC-sensor
Temperatuurregeling en -begrenzing
11
Aansluiting hoge temperatuur
10
Middenaansluiting
12
Aansluiting lage temperatuur
Activeringstoestand bij temperatuurregeling en -begrenzing
Bij thermische motorbewaking met bimetaal- of PTC-sensoren wordt de werktempera-
tuur bepaald door de ingebouwde sensor. Afhankelijk van de uitvoering van de thermi-
sche motorbewaking moet bij het bereiken van de werktemperatuur de volgende scha-
keltoestand optreden:
ƒ
Temperatuurbegrenzing (1-temperatuurkring):
Bij het bereiken van de werktemperatuur moet een uitschakeling plaatsvinden.
ƒ
Temperatuurregeling en -begrenzing (2-temperatuurkringen):
Bij het bereiken van de werktemperatuur vóór de lage temperatuur kan een uitscha-
keling met automatische herinschakeling volgen. Bij het bereiken van de werktem-
peratuur vóór de hoge temperatuur moet een uitschakeling met handmatige herin-
schakeling volgen.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
Sluit de externe elektrode aan via een relais. Hiervoor wordt het relais "NIV 101/A" aan-
bevolen. De drempelwaarde bedraagt 30 kOhm.
Bij het bereiken van de drempelwaarde moet een waarschuwing of uitschakeling
plaatsvinden.
Neem ook de overige informatie in het hoofdstuk explosiebeveiliging in acht!
ƒ
Volledige belasting
Stel de motorbeveiliging in op de nominale stroom volgens het typeplaatje.
ƒ
Deellastbedrijf
Stel de motorbeveiliging in op 5 % boven de gemeten stroom op het bedrijfspunt.
ƒ
De instelling van de motorbeveiliging is afhankelijk van de installatie:
–
Motorbeveiliging geïnstalleerd in de leiding van de motor: Stel de motorbeveili-
ging in op 0,58 x nominale stroom.
–
Motorbeveiliging geïnstalleerd in de netvoedingsleiding: Stel de motorbeveiliging
in op de nominale stroom.
ƒ
Maximale starttijd in de sterschakeling: 3 s
ƒ
Volledige belasting
Stel de motorbeveiliging in op de nominale stroom volgens het typeplaatje.
ƒ
Deellastbedrijf
Stel de motorbeveiliging in op 5 % boven de gemeten stroom op het bedrijfspunt.
Neem de volgende punten in acht:
ƒ
De opgenomen stroom moet altijd lager zijn dan de nominale stroom.
ƒ
Het starten en stoppen moet binnen 30 s zijn voltooid.
ƒ
Om vermogensverlies te voorkomen, moet de elektronische starter (soft starter) na
het bereiken van de normale bedrijfstoestand worden overbrugd.
Bedrijf met frequentie-omvormer is toegestaan. Raadpleeg voor de desbetreffende ei-
sen de bijlage en zorg dat daaraan wordt voldaan!
WILO SE 2021-10