Een detector wordt ook wel "sensor" of "oog" genoemd. Een detector is een apparaat dat ontworpen is
om een bepaald verschijnsel op te merken. Zo zijn er bijvoorbeeld detectoren om brand te detecteren.
Zodra zo'n detector rook waarneemt, zal deze detector dit melden aan de centrale. Verder zijn er
detectoren die beweging registreren in een bepaalde ruimte en dit vervolgens doorgeven aan de
centrale. Op ramen en deuren worden vaak magneetcontacten geplaatst om te signaleren wanneer een
deur of raam open of dicht gaat.
Wanneer de centrale een dergelijke melding ontvangt, zal de centrale verdere acties ondernemen,
bijvoorbeeld alarmgevers activeren en bellen naar de meldkamer of privé telefoonnummers. De
detectoren worden ingeleerd op de centrale, om bij detectie een signaal naar de centrale te sturen. Elke
detector die wordt ingeleerd krijgt zijn eigen ingang op de centrale, ook wel "groep" of "zone"
genoemd.
Beveiligingsklasse
De AlphaHome centrale voldoet aan de Europese norm EN50131-1 volgens "grade 2 – low to medium
risk" en "environmental class II – Indoor general"
Zones en secties van de AlphaHome centrale
De AlphaHome centrale beschikt over maximaal 32 zones, oftewel maximaal 32 "sensoren" die
allemaal apart op de centrale worden aangesloten en informatie aan de centrale doorgeven bij een
bepaald verschijnsel.
De AlphaHome centrale kent 2 inschakel mogelijkheden; een totale inschakeling of een
deelschakeling, ook wel DEEL en TOTAAL genoemd. Indien de gebruiker thuis (DEEL) is, kan een
gedeelte van de installatie ingeschakeld worden om zodoende bewegingsvrijheid te hebben en toch
beveiligd te zijn. De installateur zal tijdens programmering aangeven welke zones actief zijn in de
DEEL (deelschakeling) stand. Naast het LCD display op de AlphaHome bevinden zich status LEDs,
de LED
geeft aan of het systeem in- of uitgeschakeld is. Indien de groene
systeem uitgeschakeld. Indien de LED knippert is het systeem deels ingeschakeld. Indien de LED
brandt is het systeem totaal ingeschakeld. Een voorbeeld van sectie indeling is als volgt:
Een installatie van een woonhuis heeft bijv. 8 zones. De zones 1 t/m 6 worden gebruikt voor
detectiepunten op de begane grond en zijn toegekend aan totaalschakeling, zones 7 en 8 worden
gebruikt op de 1e verdieping en zijn toegekend aan deelschakeling. Als de bewoners weggaan zal er
totaal ingeschakeld worden en zijn alle sensoren actief. Als de bewoners naar bed gaan, zal gebruikt
gemaakt worden van een deelschakeling en zullen alleen zones 1 t/m 6 actief zijn. Hierbij is het
e
mogelijk om op de 1
verdieping vrij rond te lopen zonder alarm te veroorzaken.
Tijdens programmering zal de installateur voor elke zone een zone type programmeren, afhankelijk
van de toegepaste detector en de locatie van de detector. De volgende zone types zijn mogelijk in de
AlphaHome centrale:
Een directe zone kent geen in- en uitloopvertragingen en zal, indien het systeem is ingeschakeld,
direct een alarm veroorzaken, indien er een beweging wordt gedetecteerd.
Een vertraagde zone heeft een in- en uitloopvertraging. De vertragingstijden zijn vrij
programmeerbaar. Indien het systeem is ingeschakeld en een vertraagde zone wordt geactiveerd zal
eerst een vertragingstijd gaan lopen waarin het systeem moet worden uitgeschakeld. Indien het
systeem niet binnen de vertragingstijd wordt uitgeschakeld, zal de AlphaHome alarm geven. Zones
die geprogrammeerd zijn als vertraagd 1 dienen gesloten zijn tijdens inschakeling. Zones die
geprogrammeerd zijn als vertraagd 2 mogen open zijn tijdens inschakeling.
Een follower zone zal, afhankelijk van het feit of er vertragingstijd loopt, direct of vertraagd
reageren. Indien een vertragingstijd loopt zal de follower zone ook vertraagd zijn, indien er geen
vertragingstijd loopt zal de follower zone direct reageren. Follower zones worden in bijzondere
situaties toegepast. De installateur geeft aan welke zones als follower zijn geprogrammeerd.
Gebruikershandleiding AlphaHome
Rev. 3.9 – 26-05-2008
LED gedoofd is, is het
4