-
t r i o
i n s ta l l at i e h a n d l e i d i n g
6.3 Gasaansluiting
In de gasaansluiting dient een gaskraan geplaatst te worden in de omgeving van het toestel.
Let op - Zorg dat er geen vuil in de gasleidingen en aansluitingen zit.
- Aan de flexibele gasslang(en) mag niet gesoldeerd worden omdat dit lekkage kan veroorzaken.
Voor de gasaansluiting gelden de volgende eisen:
- dimensioneer de gasleiding zodanig dat geen drukverlies kan optreden;
- de gaskraan heeft een goedkeur (in de EU is dat het CE merk);
- de gaskraan is altijd bereikbaar.
6.4 Plaatsen toestel
Het plaatsen van het toestel gebeurt als volgt:
Let op - Plaats het toestel en/of de afvoerpijpen altijd op minimaal 500 mm afstand van brandbare objecten of materialen.
Bepaal de plaats van het toestel; de afmetingen zijn aangegeven in
➠
Zorg voor een gasaansluiting ter plekke; zie voor details paragraaf 6.3;
➠
Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoer-/verbrandingsluchttoevoersysteem met de onderstaande diame-
➠
ter; zie voor details paragraaf 6.5;
- Ø160 mm voor een geveldoorvoer door onbrandbaar materiaal;
- Ø 250 mm voor een geveldoorvoer door brandbaar materiaal;
- Ø160 mm voor een dakdoorvoer door onbrandbaar materiaal;
- Ø 250 mm voor een dakdoorvoer door brandbaar materiaal.
Zet het toestel op de bestemde plek.
➠
Let op - Plaats het toestel op een afstand van minimaal 40 mm vanaf de achterwand;
- Dek het toestel en het afvoermateriaal niet af en/of pak deze niet in met een isolatiedeken of enig ander materiaal.
6.5 Verbrandingsgasafvoer- / verbrandingsluchttoevoersysteem
6.5.1 Algemeen
Het toestel is van het type C11/C31/C91.
Het toestel wordt aangesloten op een gecombineerd verbrandingsgasafvoer-/verbrandingsluchttoevoersysteem,
hierna te noemen het concentrische systeem.
De doorvoer naar buiten kan zowel met een geveldoorvoer (zie paragraaf 6.5.2) als met een dakdoorvoer (zie hier-
voor paragraaf 6.5.3) worden uitgevoerd.
Eventueel kan gebruikt gemaakt worden van een bestaand afvoerkanaal (zie paragraaf 6.5.4).
Let op: - Gebruik uitsluitend het door DRU geleverde concentrische systeem (Ø100 / Ø150 mm). Dit systeem is samen met
het toestel gekeurd; DRU kan de goede en veilige werking van andere systemen niet garanderen en hiervoor geen
verantwoordelijkheid accepteren;
- Gebruik voor aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal uitsluitend de door DRU geleverde aansluitset.
Het concentrische systeem wordt opgebouwd vanaf (de afvoerstomp van) het toestel.
Als door bouwkundige omstandigheden het concentrische systeem eerst wordt geplaatst, kan het toestel later met
een telescopisch pijpstuk worden aangesloten.
DRU raadt plaatsing van het telescopische pijpstuk niet aan omdat dit zichtbare pijpstuk niet in kleur leverbaar is en
!Tip
het geen mooi geheel vormt met het toestel.
6.5.2 Toepassing met geveldoorvoer
6.5.2.1 Opbouw concentrische systeem met geveldoorvoer
Het concentrische systeem met geveldoorvoer moet aan de volgende voorwaarden voldoen
- Op het toestel dient eerst minimaal 1 meter concentrische pijp verticaal aangesloten te worden;
- De totale verticale pijplengte mag maximaal 4 meter bedragen;
- Na het verticale deel wordt een 90° bocht aangesloten;
- De totale horizontale pijplengte mag maximaal 3 meter bedragen (exclusief geveldoorvoer).
Onder deze voorwaarden dient u de restrictieschuif niet te plaatsen; de lucht inlaatgeleider wordt niet geplaatst.
6.5.2.2 Plaatsen concentrische systeem met geveldoorvoer
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het concentrische systeem:
Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
➠
Let op - Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het concentrische systeem en de wanden en/
of het plafond;
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal bij doorvoer door brandbaar materiaal;
- De rozet (montagebinnenplaat) van de geveldoorvoer is te klein om de opening van Ø 250 mm bij doorvoer door
brandbaar materiaal af te dichten. Daarom moet eerst een hittebestendige tussenplaat van voldoende grootte op
de muur worden bevestigd. Vervolgens wordt de rozet op de tussenplaat gemonteerd.
;
Afb. 1, zie Bijlage 4
(zie Bijlage 4, Afb.
2):
5