Veiligheidsbepalingen
Veiligheidsvoorzieningen
Voor elk in bedrijf stellen van de graafmachine moeten alle veiligheidsvoorzieningen op vakkundige wijze zijn
aangebracht en werken. Manipulatie van de veiligheidsvoorzieningen, bijv. het overbruggen van eindschake-
laars, is verboden.
Beveiligingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd na
•
het stoppen en uitschakelen van de graafmachine,
•
het beveiligen tegen het opnieuw inschakelen (startschakelaar in stand STOP en sleutel verwijderd).
•
De graafmachine is met een diefstalbeveiliging uitgerust. De diefstalbeveiliging maakt het stelen van de
machine moeilijker, maar kan dit niet helemaal uitsluiten.
Vergrendeling van de bedieningselementen
De rechter en linker bedieningshendel (1 en 3), de rijhendels
alsmede de dozerbladhendel zijn bij geheven console (4) buiten
werking. Daardoor is het veilige in- en uitstappen mogelijk. Het
ontgrendelen en heffen van de console vindt plaats met het ver-
grendelmechanisme van de bedieningshendels (2).
Het zwenken van de boom en de functie van het
dozerblad zijn door de vergrendeling van de bedie-
ningshendels niet beveiligd.
Handmatige motorstop
Bij uitval van de elektrische installatie kan de motor met de hand
worden uitgeschakeld.
Voor het uitschakelen van de motor:
•
Hendel (1) naar links duwen, totdat de motor tot stilstand is
gekomen.
21