Gebruiksaanwijzing
Eén NIBP-meting uitvoeren
1. Raak START (Starten) aan om een enkele meting uit te voeren.
De knop START verandert in een oranje STOP-knop. Bij NIBP wordt altijd de huidige
oppompsnelheid weergegeven. Wanneer de meting is voltooid, wordt voor de NIBP-
parameter de gemeten NIBP-waarde weergegeven.
2. Raak Opslaan aan om de weergegeven meting in de patiëntrecord op te slaan.
De meting wordt op het scherm weergegeven totdat u de waarde opslaat of een
nieuwe NIBP-meting start.
NIBP-meting met intervallen
U kunt alleen intervallen instellen in de profielen Intervallen en Kantoor. Raadpleeg het
hoofdstuk "Intervallen" voor instructies voor het instellen van intervallen.
Raak in het profiel Intervallen de knop Starten op het tabblad Home aan om een
spotmeting van NIBP uit te voeren.
De standaardinterval voor NIBP-metingen is 15 minuten. U kunt deze interval naar
behoefte aanpassen.
Automatische metingen stoppen
U kunt alleen intervallen instellen in de profielen Intervallen en Kantoor.
1. Raak op het tabblad Home de knop
2. Raak Stop interv. aan.
Een NIBP-meting annuleren
Raak STOP aan in het NIBP-parameterkader.
De NIBP-meting wordt door de monitor geannuleerd en er verschijnt een bericht dat
de NIBP-meting is gestopt en dat er geen meetwaarde is vastgelegd.
Als intervallen zijn ingeschakeld, telt de timer af tot de volgende automatische
meting.
NIBP-alarmen configureren
1. Controleer of u zich in het profiel Intervallen bevindt, dat het tabblad Alarmen bevat.
2. Raak het tabblad Alarmen aan.
3. Raak het verticale tabblad NIBP aan.
4. Gebruik het toetsenblok of ▲ en ▼ om de gewenste onder- en bovenalarmgrens
voor systolische en diastolische metingen en de MAP-berekening in te voeren.
5. Raak het tabblad Home aan.
De nieuwe alarminstellingen worden weergegeven in de bedieningsknop
Alarmgrens.
aan.
Patiëntbewaking 67