Het onderwerp van de opname is te donker.
Er is niet voldoende licht.
Het onderwerp is
onderbelicht omdat de
omgeving te licht is.
Het onderwerp valt buiten
het bereik van de flitser.
Het onderwerp van de opname is te helder of
het beeld vertoont witte strepen.
Het onderwerp is te
dichtbij, waardoor het
flitslicht te fel is.
Het onderwerp is
overbelicht omdat de
omgeving te donker is.
Er schijnt te veel licht direct
in de camera of te veel
licht wordt gereflecteerd
door het onderwerp.
De flitser is ingeschakeld.
Beeld bevat ruis.
ISO-waarde is te hoog.
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 14).
Stel de belichtingscompensatie in op
een positieve waarde (+)
Gebruik AE lock of gebruik
spotmeting
(p.
49, 51).
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van het onderwerp
Verhoog de ISO-waarde voordat
u de opname maakt
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van het onderwerp
Stel de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde (-)
Gebruik AE lock of gebruik
spotmeting
(p.
49, 51).
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op
(Verkorte handleiding p. 14).
Hogere ISO-waarden en de instelling
(Hoge ISO Automatisch) kunnen zorgen
voor meer ruis in het beeld. Voor een
betere beeldkwaliteit selecteert u een zo
laag mogelijke ISO-waarde
In de modi
,
en
loopt de ISO-waarde op en
kan er ruis ontstaan.
(Flits aan)
(p.
52).
(p.
132).
(p.
65).
(p.
132).
(p.
52).
(Flits uit)
(p.
65).
,
,
,
,
111