Installatie
De SuperVision® Gateway wordt aangesloten op een apparaat uit de digitale ES-serie via een
systeemkabel die zowel de voeding als de communicatie van de unit verzorgt. Als de SuperVision®
meerdere apparaten moet monitoren en hun bediening mogelijk moet maken, moeten deze
apparaten aan elkaar worden gekoppeld via systeemkabels, zodat de Gateway met alle apparaten
kan communiceren Er kunnen maximaal acht (8) apparaten aan elkaar worden gekoppeld en worden
aangesloten op dezelfde SuperVision® Gateway.
Of het nu om één apparaat of om meerdere apparaten gaat, na plaatsing van de kabels moet er een
netwerk worden aangemaakt via het Network-menu van het beoogde Master-apparaat. Elk ES-
apparaat kan als Master fungeren en als u alleen externe monitoring en bediening wilt voor alle
apparaten, maakt het niet uit welk apparaat daarvoor wordt gekozen. Welk apparaat de Master is,
maakt alleen uit als de apparaten lokaal moeten samenwerken, bijvoorbeeld bij gebruik van drogen
met geforceerde lucht; in dat geval moet de turbine de Master in het netwerk zijn.
Nadat het netwerk is opgezet, worden alle apparaten gestart en gestopt via het Master-apparaat in
het netwerk. Via het bedieningspaneel van het Master-apparaat kunnen ook instellingen worden
gewijzigd in alle andere apparaten als dat in de betreffende situatie beter is. Als dat niet zo is, zijn
alle instellingen voor het afzonderlijke apparaat nog steeds beschikbaar op het apparaat zelf.
Draadloze nodes verwijderen van de Gateway
Als het koppelen van een nieuwe draadloze node aan de Gateway niet lukt, kan dat komen doordat
er al tien nodes zijn gekoppeld. Om het geheugen van de Gateway te wissen, schakelt u de stroom uit
naar het apparaat dat de Gateway voedt en houdt u vervolgens de Gateway-knop ingedrukt terwijl u
het apparaat weer opstart.
© Corroventa Avfuktning AB
2017.06
8 (27)