7 Inbedrijfstelling
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of de voorbereidingen van alle binnen- en buitenunits
voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...).
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de buitenunit voor meer
informatie.
7.2
Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk
"5.6 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina 11
beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer
de
voedingsspanning
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500 V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger
NOOIT voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk
"4.4.1 Vereisten
pagina 8
vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische
componenten
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
22
op
het
lokale
voor
beveiligingen" op
in
de
elektrische
Draairichting van de pomp
Als de bedrading van de driefasige voedingsingang van
de watermodule verkeerd is (X1M), kan de pomp in de
verkeerde richting draaien. In dat geval kan de pomp
langzaam oververhit geraken omdat er minder lucht
stroomt, kan de ventilator minder goed werken en de
motor meer stroom verbruiken. De indicator op het
ventilatordeksel van de pompmotor geeft de draairichting
van de pomp aan. Kijk de werking van deze indicator na
voordat u de unit de eerste keer opstart of wanneer de
stand van de indicator is veranderd. Als de indicator op
het witte/reflecterende deel staat, schakel de voeding uit
en wissel twee van de inkomende voedingsdraden op
X1M om. De juiste draairichting wordt ook aangegeven
door pijlen op het ventilatordeksel van de pompmotor.
a
a = indicator draairichting van de pomp
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Het ontluchtingsventiel staat open (minstens 2 draaien).
Afsluiters
Controleer of de afsluitkleppen goed geïnstalleerd zijn en
helemaal open staan.
Filter
Controleer of het filter goed geïnstalleerd is.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Solderen
Pas op dat u de leidingisolatie niet beschadigt bij het
solderen van lokale leidingen.
Waterlekken
Controleer de binnenkant van de unit op waterlekken.
Probeer eventuele waterlekken te repareren. Als u het lek
niet kunt repareren, sluit de afsluiters van de waterinlaat
en -uitlaat af en neem contact op met uw lokale verdeler.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van
het
bovenste
EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Blad weektimer
Vul het blad in achteraan deze handleiding. Dit blad kan u
bij het programmeren van de weektimer helpen om de
vereiste acties voor elke dag te definiëren.
OPMERKING
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de pomp beschadigd.
Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd, waarna u de unit
kunt opstarten. Wanneer de stroomvoorziening naar de unit wordt
ingeschakeld,
staat
tijdens
afstandsbediening, wat tot 30 seconden kan duren. In deze fase kan
de afstandsbediening niet worden gebruikt.
Inverter-warmtepompkoelerunit met afzonderlijke watermodule
voorpaneel
overeenkomstig
het
initialiseren
" "
op
SEHVX20~64BAW
4P508019-1 – 2017.10
de