8.5
Gebruik van de zelftrekkende functie
De maaier is uitgerust met een snelheidsregeling die op 4 verschillende snelheden kan
worden ingesteld van 3 tot 4,5 km/u.
Stand 1 is de traagste stand, stand 4 de snelste.
Stel in zoals hieronder:
1.
Laat de bedieningshendel van de zelftractie los totdat de maaier niet meer verder rijdt.
2.
Stel de gewenste snelheid in (Fig. 11).
3.
Neem terug de bedieningshendel van de zelftractie vast en ga verder met maaien (Fig.
11).
OPGELET: uw maaier is ontworpen om normaal tuingras te maaien met een
hoogte van maximaal 250 mm.
Probeer niet om zeer hoog droog of nat gras (bv. weiland) te maaien of over hoopjes droge
bladeren te rijden. Het afval ervan kan zich afzetten op de maaierbehuizing of contact maken
met de motoruitlaat, wat een mogelijk gevaar voor brand kan opleveren.
8.6
Voor de beste maairesultaten
Verwijder alle afval van het grasveld. Zorg ervoor dat het grasveld vrij is van stenen, takken,
draden of andere voorwerpen die door de maaier in willekeurige richtingen weggeslingerd
zouden kunnen worden en die de gebruiker of anderen ernstig zouden kunnen verwonden of
schade zouden kunnen toebrengen aan eigendommen of voorwerpen in de buurt. Maai geen
nat gras. Om doeltreffend te maaien, maait u best geen nat gras omdat dit de neiging heeft
aan de onderkant van de maaierbehuizing vast te kleven, wat het correct afmaaien van het
gras verhindert. Maai niet meer dan 1/3 van de lengte van het gras. De aanbevolen
maaihoogte bedraagt 1/3 van de lengte van het gras. Het werktempo moet worden aangepast
zodat de grassnippers gelijkmatig over het grasveld verdeeld worden. Bij het maaien van dik
gras kan het nodig zijn om een van de laagste snelheden te gebruiken om een net en mooi
maairesultaat te bekomen. Bij het maaien van lang gras kan het nodig zijn om het gras in twee
stappen te maaien, waarbij u het mes nog 1/3 van de lengte lager zet voor de tweede
maaibeurt. U kunt ook beter een ander maaipatroon volgen dan bij de eerste beurt. Het
afgemaaide deel een beetje overlappen bij elke beurt, helpt om achtergelaten grassnippers op
te ruimen. De grasmaaier moet altijd op zijn maximale toerental gebruikt worden voor het
beste en meest effectieve maairesultaat. Reinig de onderkant van de maaierbehuizing. Zorg
ervoor dat u na elk gebruik de onderkant de maaierbehuizing reinigt om het ophopen van gras
te vermijden, wat het mulchen zou kunnen verhinderen. Maaien van bladeren. Het maaien van
bladeren kan ook goed zijn voor uw grasveld. Wanneer u bladeren maait, zorg er dan voor dat
ze droog zijn en niet in een te dikke laag op het gras liggen.
Wacht niet tot alle bladeren van de bomen zijn gevallen om te gaan maaien.
WAARSCHUWING: wanneer u een vreemd voorwerp raakt, schakel dan de
motor uit. Verwijder de bougiekabel, controleer de maaier op
beschadigingen en herstel eventuele schade vóór u opnieuw start en de
maaier gebruikt. Buitensporige trillingen tijdens het werken met de maaier
wijzen op beschadiging. Het toestel moet dan onmiddellijk gecontroleerd en
hersteld worden.
8.7
Grasopvangzak
Er bevindt zich een venster in het achterste deksel. U kunt de toestand van de grasopvangzak
volgen doorheen dit venster. Wanneer de grasopvangzak vol is, maak hem dan leeg en
proper. Zorg ervoor dat hij proper is en dat de gaasstructuur niet verstopt zit.
Copyright © 2017 VARO
POWXQG7555
P a g i n a
| 11
NL
www.varo.com