en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven
als het einde van het onderhoudsinterval in tijd
nadert.
Onderhoudssleutel
Brandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen 1.000
km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw
auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippert
Knippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in
combinatie met het waarschuwingslampje Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
► Zet het contact af.
► Houd deze toets ingedrukt.
► Zet het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen.
► Laat de toets los als het display =0 aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het op
nul zetten van de onderhoudsindicator niet
opgeslagen.
Opvragen van onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
► Druk op deze toets.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven en verdwijnt vervolgens.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van
Instrumentenpaneel
het contact eerst de onderhoudsindicator op het
instrumentenpaneel weergegeven en daarna enkele
seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Dit wordt aangegeven met de tekst "OLIE OK" of
door de melding "Olieniveau juist" (afhankelijk van
het instrumentenpaneel).
Laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, wordt OLIE
of de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel weergegeven (afhankelijk
van het instrumentenpaneel), gaat het
waarschuwingslampje Service branden en klinkt er
een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt
dat het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het controleren van de niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met OLIE_ _ of de melding
Olieniveaumeting ongeldig (afhankelijk van het
instrumentenpaneel), gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
1
15