3. Geef de rand aan waar het papier wordt gebonden. U kunt
kiezen uit Links, Boven of Rechts.
4. Geef de breedte van de marge op bij Rugmarge. U kunt een
breedte invoeren van 3 tot 30 mm.
Opmerking:
De werkelijke rugmarge kan afwijken van de opgegeven instellingen.
Dit hangt af van de toepassing waarmee u werkt. We raden u aan
een proefafdruk te maken, voordat u de volledige taak afdrukt.
5. Klik op OK om terug te keren naar het tabblad Lay-out en klik
vervolgens op OK om de instellingen op te slaan.
6. Leg papier in de papiertoevoer en geef uw toepassing de
opdracht om af te drukken. Terwijl de oneven pagina's
worden afgedrukt, ziet u instructies voor het genereren van
de even pagina's.
7. Volg de instructies op het scherm en laad het papier opnieuw.
Opmerking:
❏ Door de hoeveelheid inkt die wordt gebruikt, kan het papier
tijdens het afdrukken gaan krullen. Als dit gebeurt, moet u de
vellen een beetje in de omgekeerde richting voorkrullen voordat
u ze opnieuw in de printer legt.
❏ Maak de stapel weer mooi recht door het papier met de rand op
een harde, vlakke ondergrond te tikken voordat u de stapel
opnieuw in het apparaat legt.
❏ Volg de instructies wanneer u de afdrukken opnieuw in het
apparaat legt. Als de reeds bedrukte vellen niet goed in de
printer worden geladen, kan het papier vastlopen of kan de
rugmarge verkeerd uitvallen.
❏ Zie "Vastgelopen papier verwijderen" op pagina 366 wanneer
het papier vastloopt.
8. Wanneer het papier opnieuw in het apparaat ligt, klikt u op
Hervatten om de even pagina's af te drukken.
Afdrukken onder Windows
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
69