2.2 Aansluiten van kooktoestel op gasleiding
Controleer voordat u het kooktoestel op de gasleiding aansluit, of het vaste onderdeel van het gassysteem aan de
voorschriften in de toepasselijke normen voldoet. Controleer met name of de leidingdelen voldoende gas leveren
voor alle gastoestellen die in de ruimte geïnstalleerd zijn. Dit dient om een overmatige drukval te voorkomen.
De leidingen moet vervaardigd zijn van staal (met verbindingen van wit gietijzer, fi ttingen van verzinkt staal of
autogeen gelaste naden) of koperen leidingen (met mechanische verbindingen en koppelingen zonder pakkingen
of kit- of soldeernaden).
Controleer of de gasfl es (indien van toepassing) correct geplaatst en beveiligd is en of de zichtbare leidingen
gemakkelijk geïnspecteerd kunnen worden. Zorg er bij leidingen in sleuven (in vloeren en wanden) voor dat deze
geplaatst zijn volgens de professionele normen, waarbij er merktekens aangebracht zijn die de plaats van de
leidingen aanduiden.
Controleer vóór installatie of het kooktoestel ingesteld is op het gebruikte gas. Als dat niet het geval is, raadpleeg
dan de paragraaf 'Instellen van kooktoestel op andere gassen' of neem contact op met de Technische Dienst van
de fabrikant.
Het kooktoestel moet aangesloten worden met starre fi ttingen of fl exibele stalen buizen die geen spanning mogen
veroorzaken.
Ze moeten zo kort mogelijk en mogen in geen geval langer dan 1 meter zijn.
Zorg ervoor dat de verbindingsbuis niet in de buurt van warme zones loopt, dat er geen spanning en trekkracht
op staan en dat hij niet in aanraking komt met scherpe voorwerpen, randen of andere zaken die de buis kunnen
beschadigen. Installeer een snelafsluiter tussen de gasleiding en elk afzonderlijk gastoestel op een gemakkelijk
toegankelijke plaats.
Voer na installatie van het kooktoestel een druktest uit op het gehele gascircuit. Gebruik hierbij een gaslekzoeker
(spray) of een ander niet-bijtend schuim (gebruik geen open vuur om naar lekken te zoeken).
2.3 Controleren van druk op gasleiding en nominaal vermogen
De druk op de gasleiding wordt gemeten met een drukmeter (bijv. een manometer).
Hierbij moet het kooktoestel ingeschakeld zijn.
Verwijder de schroefdop en sluit manometer E aan op de drukuitlaat op gasfi tting G (zie afb. 4).
Meet vervolgens de druk. Als de druk niet tussen de minimum- en maximumwaarde uit tabel 1 ligt,
mag het kooktoestel niet in gebruik genomen worden. Neem contact op met uw gasleverancier.
TABLE 1
TYPE OF GAS
Liquid Gas LPG G30/G31
Methane gas G20
Controleer vóór het meten van het nominaal vermogen of de juiste verstuiver geïnstalleerd is voor het type gas
dat geleverd wordt, en of de druk binnen de grenswaarden uit tabel 1 ligt. Controleer het nominaal vermogen
met een gasmeter en een chronometer. U moet de exacte gasstroom per tijdseenheid meten die verbruikt
wordt wanneer het kooktoestel op maximumvermogen werkt. Dit meetresultaat moet vergeleken worden met de
verbruiksgegevens uit tabel 4.
Hierbij is een tolerantie van ± 5% toegestaan.
Als u de bovenafwijkingen meet, moet u nauwkeurig de diameter en de kwaliteit van de verstuiver controleren
(bijv. op de aanwezigheid van bramen) en de druk van de gasleiding.
680011 nl ma 2016.12
PRESSURE mbar
Nom.
Min.
28/37
20/25
20
17
Max.
35/45
25
5