BEDIENINGSINSTRUCTIES
naar stuurboord (rechts) te stu-
ren, draait u het stuur naar bak-
boord (links). De werking met
achterwaartse stuwkracht dient
in open water te worden ingeoe-
fend om volkomen vertrouwd te
raken met de bedieningselemen-
ten en het stuurgedrag van de
waterscooter alvorens in een
krappe omgeving te werken.
Schakelen en remmen
WAARSCHUWING
-
De motor moet draaien om
de rem te kunnen gebruiken.
-
De rem heeft enkel effect bij
werking met voorwaartse
beweging, ze heeft geen ef-
fect op de snelheid in achter-
uit.
-
De rem kan niet verhinderen
dat uw waterscooter door
stroming of wind kan afdrij-
ven.
De remfunctie kan enkel worden
ingeschakeld bij voorwaartse wer-
king op of boven de snelheidsdrem-
pel van 14 km/h.
De rem wordt ingeschakeld en ge-
regeld als de iBR-hendel links op
het stuur minstens voor 25% van
het bewegingsbereik van de hendel
wordt ingetrokken.
WAARSCHUWING
Remmen dient in open water
bij geleidelijk hogere snelheden
te worden ingeoefend om volko-
men vertrouwd te raken met de
bedieningselementen en het
stuurgedrag van de waterscoo-
ter.
Wanneer de iBR-hendel wordt ge-
bruikt, wordt het commando van
de gashendel genegeerd en hangt
de regeling van de gas af van de
stand van de iBR-hendel. De rem-
84
kracht kan dus uitsluitend met de
iBR-hendel worden afgesteld.
De vertraging van de waterscooter
is evenredig aan de remkracht. Hoe
verder u de iBR-hendel intrekt, hoe
sterker de remkracht.
OPMERKING: Let op dat u de iBR-
hendel geleidelijk inschakelt zodat
de remkrachtintensiteit goed is af-
gesteld, en laat de gashendel tege-
lijk los.
LET OP Als wordt geremd,
moeten de opvarenden zich
schrap zetten tegen de vertra-
gingskracht, zodat ze op de water-
scooter niet naar voren schuiven
en het evenwicht verliezen. De
bestuurder dient de beide han-
den steeds op het stuur te hou-
den en alle passagiers dienen
zich goed aan een handgreep of
aan het middel van de persoon
voor hen vast te houden.
WAARSCHUWING
De remafstand verschilt afhan-
kelijk van de beginsnelheid, la-
ding, wind, aantal passagiers,
omstandigheden op het water
en de toegepaste remkracht van
de bestuurder. Pas uw vaarstijl
altijd aan die factoren aan.
Als de waterscooter vertraagt tot
minder dan 14 km/h, wordt de
remmodus beëindigd en wordt de
achteruit ingeschakeld. Laat de iBR-
hendel los zodra de waterscooter
tot stilstand is gekomen. Anders
zult u achteruit gaan.
LET OP Naarmate de water-
scooter vertraagt en tot stilstand
komt, zal de hekgolf uw water-
scooter inhalen, waardoor de
waterscooter naar voren zal nei-
gen. Let op dat zich op uw koers