SC-P9050/SC-P7050/SC-P8050/SC-P6050 Gebruikershandleiding
C
Selecteer Menu — Papierinstellingen —
Geladen papier — Afdrukafstellingen —
Printkoppen aanpassen op het
bedieningspaneel.
D
Selecteer Beeldnauwkeurigheid voorop of
Lengtenauwkeurigheid voorop.
E
Druk op de knop Start om een
uitlijningspatroon of meetpunten af te drukken.
F
Controleer het afgedrukte uitlijningspatroon of
de afgedrukte meetpunten en voer vervolgens
de instelwaarde op het bedieningspaneel in.
Beeldnauwkeurigheid voorop
(1) Controleer het uitlijningspatroon.
Zoek het patroon met de minste zichtbare
lijnen en noteer het nummer van het patroon.
In de volgende illustratie heeft "0" bijvoorbeeld
de minste lijnen. Voer "0" in op het
bedieningspaneel en druk op OK.
(2) Het tweede uitlijningspatroon wordt
afgedrukt.
(1) Controleer dit uitlijningspatroon op
dezelfde manier.
Onderhoud
Lengtenauwkeurigheid voorop
(1) Meet de afstand tussen de meetpunten met
een liniaal.
Gebruik een liniaal waarmee u tot op 0,5 mm
kunt meten.
(2) Voer de meetpunten in op het
bedieningspaneel en druk op OK.
127