B
Ondersteuning en probleemoplossing
Eenvoudige problemen oplossen
In de volgende lijst ziet u een overzicht van problemen die zich met de monitor kunnen voordoen, met
bij elk probleem de mogelijke oorzaken en de aanbevolen oplossingen.
Probleem
Het scherm is leeg of de
video flikkert.
Monitor kan niet worden
ingeschakeld.
Het beeld is onscherp,
onduidelijk of te donker.
De melding Check Video
Cable (Controleer
videokabel) wordt
weergegeven.
Invoersignaal buiten
bereik wordt op het
scherm weergegeven.
De monitor is
uitgeschakeld, maar er lijkt
geen energiebesparings- of
slaapmodus actief te zijn.
38
Bijlage B Ondersteuning en probleemoplossing
Mogelijke oorzaak
Het netsnoer is niet aangesloten.
De aan/uit-knop op het voorpaneel
van de monitor staat uit.
De videokabel is niet goed
aangesloten.
Het schermbeveiligingsprogramma
is geactiveerd.
Videokaartcompatibiliteit.
De hoofdschakelaar op het
achterpaneel van de monitor staat
uit.
Helderheid is te laag.
Helderheid is te zacht.
De videokabel van de monitor is
niet aangesloten.
De schermresolutie en/of de
verversingsfrequentie is op een te
hoge waarde ingesteld.
De energiebeheerfunctie van de
monitor is uitgeschakeld.
Oplossing
Sluit het netsnoer aan.
Druk op de aan/uit-knop op het voorpaneel.
OPMERKING:
Als de aan/uit-knop niet werkt, houdt u
deze knop 10 seconden ingedrukt om de
vergrendelingsfunctie voor de aan/uit-knop uit te
schakelen.
Sluit de videokabel juist aan. Raadpleeg
installeren op pagina 6
voor meer informatie.
OPMERKING:
Als u de DisplayPort-invoer gebruikt,
zorgt u ervoor dat de kabel is aangesloten op de
DisplayPort IN-connector die zich middenachter op de
monitor bevindt. De monitor werkt niet als de kabel is
aangesloten op de DisplayPort OUT-connector.
Druk op een toets op het toetsenbord of beweeg de muis
om het schermbeveiligingsprogramma te deactiveren.
Open het schermmenu en selecteer het menu
invoer. Stel
Bron automatisch schakelen
Uitschakelen
en selecteer handmatig de invoer.
Zet de hoofdschakelaar aan.
Open het schermmenu en selecteer
Helderheid aanpassen
om de helderheidsschaal naar
wens aan te passen.
Open het schermmenu en selecteer
Helderheid
om een helderheidsniveau te selecteren.
Sluit de correcte videosignaalkabel aan op de computer
en de monitor. Zorg dat de computer is uitgeschakeld
voordat u een videokabel aansluit.
Wijzig de instellingen in een ondersteunde waarde (zie
Voorinstellingen voor schermresoluties herkennen
op pagina
37).
Open het schermmenu en selecteer
Automatische slaapstand
en stel de automatische
slaapstand in op Inschakelen.
De monitor
Video-
in op
Kleurruimte
>
Beeldaanpassing
>
Beheer
>