1
Geeft twee parameters met betrekking tot de specifieke tank weer.
Bij selectie wordt een venster Gegevens aanpassen geopend met
een lijst van beschikbare parameters om weer te geven.
2
Gevraagde applicatiesnelheid. Wordt gebruikt om de
applicatiesnelheid in te voeren en weer te geven. Het regelsysteem
gebruikt de kalibratiefactor om de productstroom voor het
specifieke product aan te passen. Deze wordt uitgeschakeld als
VRC wordt gebruikt.
3
Gevraagde applicatiesnelheid vergroten/verkleinen volgens
vooringestelde verhoging van de applicatiesnelheid (hoeveelheid
wordt ingesteld door de knop te selecteren die bij 6 wordt
weergegeven).
4
Voorinstellingen gevraagde applicatiesnelheid. Dit zijn de door de
gebruiker gedefinieerde standaardapplicatiesnelheden (ingesteld
door de knop te selecteren die bij 6 wordt weergegeven). Door een
van deze pictogrammen te selecteren, past u de applicatiesnelheid
naar die waarde aan.
5
Selectieknop modus Snelheidsregeling. Hiermee kunt u VRC of
Automatische regeling selecteren voor een specifieke tank of voor
alle producten.
Handmatig kan ook geselecteerd worden voor alle tanks (maar
niet voor een specifieke tank). Automatisch indelen werkt echter
niet in de handmatige modus. In de handmatige modus wordt de
gevraagde afgifte grijs weergegeven en kan de werkelijke afgifte
worden aangepast met de knoppen + en –.
6
Productconfiguratie. Hiermee opent u het
productconfiguratievenster voor de tank. Zie Een product
selecteren/toevoegen, pagina 48.
7
Tank vullen. Hiermee opent u het venster Tank vullen om volume
toe te voegen van het gebruikte product. Zie Tanks vullen, pagina
50.
Hoofdstuk 4 – Bediening (X30/X25)
45