IV. Aansluitingen en signalen
In overeenstemming met EIA RS-232 en CCITT V2.4 standaarden. Pinnen 2-3 voor zenden
en ontvangen van gegevens, pinnen 7-8 voor RTS en CTS, pinnen 4-1 pin voor DTR en
DCD, pin 6 voor DSR en pin 5 voor GND. RS-232 interface (TO DTE): Aansluiting: Te
gebruiken DB-25/9 gatvormige aansluiting.
Signaal: interne signaalkabels zijn gescheiden.
1. Modelselectie
U dient ten eerste duidelijk vast te stellen welke signaalkabels door uw RS-232 systeem
worden gebruikt, om vervolgens het juiste model isolator te selecteren om uw
communicatiesysteem te beschermen. U kunt bijvoorbeeld voor het contact met de
traditionele 2, 3 en 5 lijnen de isolator selecteren die de modus 3-lijn-2-kabel
1-ontvangen-1-zenden ondersteunt. En u kunt voor het 5 lijn contact van 2, 3, 4, 5 en 7 de
isolator selecteren die de modus 5-lijn-4-kabel 2-ontvangen-2-zenden ondersteunt.
2. Aansluitmethode
De optische RS232 isolator kan in serie worden aangesloten tussen de seriële
aansluitkabel van de vorige RS-232 en RS-232 interface. Beide uiteinden zijn OK, maar u
moet wel opletten op de richting aangegeven door NAAR DTE of NAAR DCE. PC-gebruiker
en multigebruiker zijn gewoonlijk DTE-apparaten, MODEM en contacten zijn
DCE-apparaten. Deze algemene regel is echter niet in alle situaties van toepassing. Om te
bepalen of de apparaten DTE of DCE zijn, dient u de signaalkabel van de RS-232 interface
van uw apparaat te controleren. Het is bijvoorbeeld DTE voor de signaaluitgang vanaf pin
2 van de DB25 interface, terwijl de ontvangstingang ervan DCE is.
Als er dus een gekruiste RS-232 kabel wordt gebruikt om de twee DTE-apparaten (bijv.
contact en multigebruiker) aan te sluiten, dient u het "NAAR DTE" uiteinde op het apparaat
aan te sluiten en het "NAAR DCE" einde op de kabel, ongeacht welke zijde, en uw optische
RS232 isolator is aangesloten.