I NS T AL L AT I E H A N DL E I D I N G
5.11 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het toegepaste afvoer
systeem.
Daartoe wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/of wordt de luchtinlaatgeleider verwijderd. De
voorwaarden voor toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in Bijlage 2, Tabellen 4,5 en 6.
Dit toestel is geschikt voor Powervent®. Voor meer informatie zie de installatiehandleiding van de Powervent®.
5.11.1 Luchtinlaatgeleider
De luchtinlaatgeleiders (L) bevinden zich aan de onder(zij)kant van de bak (M) rondom de brander.
Ga bij het verwijderen als volgt te werk (zie Bijlage 3, Afb. 17).
Ø
Draai de 4 parkers (K) uit de bak rondom de brander (M)
Ø
Neem de bak rondom de brander uit het toestel;
Ø
Draai de parkers (N) los en verwijder deze;
Ø
Verwijder de luchtinlaatgeleiders;
Ø
Plaats de bak rondom de brander terug in het toestel.
Ø
Draai de 4 parkers (K) in de bak rondom de brander (M).
5.11.2 Restrictieschuif
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd (zie Bijlage 3, afb. 18).
Deze wordt als volgt geplaatst
Ø
Schroef de parkers (S) los van de middelste plaat (T) en verwijder deze.
Ø
Plaats de restrictieschuif.
Ø
Stel de afstand van de restrictie in;
bij een instelling van 40 mm afstand betekent dat de schuif maximaal wordt dichtgeschoven;bij een instelling van
55 mm afstand moet worden ingesteld m.b.v. mal (zie Bijlage 3, Afb. 19).
Ø
Zet de restrictieschuif vast m.b.v. de inbusbout (U).
Ø
Bevestig de middelste plaat weer terug met behulp van de parkers
NL