3. Om de sluitnokken te verstellen, draait u de hendel
omhoog om ze los te maken (Figuur 31).
4. Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige wijze
in de sleuven dat de machine de gewenste afvoer
heeft.
5. Draai de hendel terug om de plaat en de sluitnokken
vast te zetten (Figuur 31).
6. Als de sluitnokken de plaat niet goed vergrendelen
of te strak zijn, draait u de hendel los en draait u de
sluitnok. Draai aan de sluitnok totdat u de gewenste
sluitdruk hebt verkregen.
1
3
Figuur 31
1. Hendel ontgrendelen
2. Draai de sluitnok om de
sluitdruk te doen toe- of
afnemen
Stand van afvoerplaat
instellen
De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als
aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk
van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van
het gras.
Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u
de plaat.
Stand A
Dit is de achterste stand. Deze stand wordt aanbevolen
voor de volgende gevallen.
• Maaiomstandigheden met kort, licht gras.
• Droge omstandigheden.
• Kleine hoeveelheid maaisel.
• Werpt maaisel verder weg van de maaimachine.
2
4
G008961
3. Plaats de afvoerplaat
4. Hendel vergrendelen
Stand B
Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt.
Altijd uitlijnen met de opening van de blazer.
Stand C
Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt
aanbevolen voor de volgende gevallen.
• Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras.
• Vochtige omstandigheden.
• Vermindert het energieverbruik van de motor.
• Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware
omstandigheden.
28
Figuur 32
Figuur 33