6
Rand-, grens-, en slootgrensstrooien op ½ werkbreedte
6.1
Randstrooien
U bereikt een bijna volledige bemesting tot aan de veldrand, indien u over de veldrand heen mag bemesten, bijv.
naast eigen, naast elkaar liggende, identiek te behandelen oppervlakken (uitgezonderd open water). Zo voorkomt u
een onderbemeste kantstrook. In deze gevallen de schuifstand niet verkleinen. De instellingen vindt u in deze
strooitabel bij de betreffende meststofsoort .
Fig. 3
6.2
Grensstrooien
Vermijd het bemesten over de grens, bijv. bij niet identiek te behandelen oppervlakken. Er ontstaat daarbij
onvermijdelijk een onderbemeste kantstrook van ca. 2 tot 6 m, afhankelijk van de afstand van het eerste rijspoor tot
de grens (zie Fig. 4). Verlaag de strooihoeveelheid aan de grenskant met de aangegeven hoeveelheid. Hierdoor
bereikt u de best mogelijke dwarsverdeling. De instellingen vindt u in deze strooitabel bij de betreffende
meststofsoort .
Fig. 4
6.3
Slootgrensstrooien
Bij slootgrensstrooien strooit u nog met een veiligheidsafstand, bijv. bij open wateren. Noodgedwongen is de
onderbemesting van de kantstrook sterker dan bij het grensstrooien. Verklein de schuifstand (strooihoeveelheid)
aan de grenskant met de aangegeven hoeveelheid. Hierdoor bereikt u de best mogelijke dwarsverdeling. De
instellingen vindt u in deze strooitabel bij de betreffende meststofsoort .
Fig. 5
Pagina 10
MH627 A.002