04 Comfort en rijplezier
Klimaatregeling
U kunt de ventilatorsnelheid in de automati-
sche stand instellen in het menusysteem MY
CAR onder
Instellingen
Klimaatinstellingen
ventilatorinstellingen. Kies uit
Normaal
of
Hoog
:
•
Laag
- Automatische ventilatorregeling.
Geringe luchtstroom geniet de prioriteit.
•
Normaal
- Automatische ventilatorrege-
ling.
04
•
Hoog
- Automatische ventilatorregeling.
Grotere luchtstroom geniet de prioriteit.
Voor een beschrijving van het menusysteem,
zie pagina 148.
Temperatuurregeling
Met deze knop kunt u de tem-
peratuur instellen. Bij ECC* is
de temperatuur aan bestuur-
derszijde en die aan passa-
gierszijde apart te in te stellen.
Bij het starten van de motor
wordt de laatst verrichte instelling hervat.
N.B.
Let erop dat de passagiersruimte niet snel-
ler warm of koud wordt, wanneer u een
hogere of lagere temperatuur kiest dan de
gewenste.
*
160
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
AC – Airconditioning AAN/UIT
Autom.
Laag
,
Wanneer het lampje in de knop AC gedoofd is,
is de airconditioning uitgeschakeld. De overige
functies worden nog steeds automatisch gere-
geld. Bij activering van de maximale ontwase-
ming wordt automatisch de airconditioning
ingeschakeld, zodat de lucht optimaal
gedroogd wordt.
Max. ontwaseming
schakeld.
Bij activering van deze functie vindt bovendien
het volgende plaats om de lucht in het interieur
zoveel mogelijk van vocht te ontdoen:
Wanneer het lampje in de
knop AC brandt, wordt de air-
conditioning geheel automa-
tisch geregeld. De binnenko-
mende lucht wordt dan auto-
matisch afgekoeld en van
vocht ontdaan.
U gebruikt de ontwaseming
om de voorruit en de zijruiten
snel te ontwasemen en te ont-
dooien. Er stroomt lucht naar
de ruiten. Het lampje in de
ontwasemingsknop brandt,
wanneer de functie is inge-
•
de airconditioning wordt automatisch
ingeschakeld
•
de recirculatie en het Interior Air Quality
System worden automatisch uitgescha-
keld.
N.B.
De ventilator maakt meer geluid wanneer de
ventilator op maximale snelheid draait.
Bij het uitschakelen van de ontwaseming her-
vat de klimaatregeling de voorgaande instellin-
gen.
Recirculatie
Recirculatie
Wanneer de recirculatie actief
is, brandt het oranje lampje in
de knop. U kunt deze functie
inschakelen als u vieze lucht,
uitlaatgassen en dergelijke
buiten wilt houden. De lucht in
de passagiersruimte wordt
dan gerecirculeerd. Er komt met andere woor-
den geen lucht van buiten de auto in, wanneer
deze functie actief is.
BELANGRIJK
Als de lucht in de auto te lang recirculeert,
kan de binnenzijde van de ruiten beslaan.