AmberAir Compact 5 CX H
activeren van de rotor aangegeven in het venster SERVICE › WARMTEWISSELAAR.
› Als de bypassklep slechts een paar procent opent, kan dit lawaai veroorzaken, daarom is het minimum van de openingslimiet beperkt. Dit geldt
ook wanneer de klep bijna helemaal open is. Als een plaatwarmtewisselaar met een 3-weg bypassklep wordt gebruikt, wordt de openingstijd van de
bypassklep aangegeven in het venster SERVICE › WARMTEWISSELAAR.
› Als een plaatwarmtewisselaar met segmentkleppen, geregeld door een externe regelaar, wordt gebruikt, wordt
het soort bypassklep 'AFSTANDSBEDIENING' weergegeven in het venster 'SERVICE › WARMTEWISSELAAR'.
› Als een plaatwarmtewisselaar met segmentkleppen, aangesloten op een regelaar, wordt gebruikt, wordt het soort bypassklep
weergegeven in het venster SERVICE › WARMTEWISSELAAR als ofwel '2 SEGMENTEN' of '3 SEGMENTEN'. Bij het regelen van de
warmterecuperatie worden segmenten in volgorde gesloten, d.w.z. als er geen warmterecuperatie nodig is, worden alle segmenten gesloten
en wordt de bypassklep geopend.
Vorstbescherming warmtewisselaar
Deze bescherming is ontwikkeld om de warmtewisselaar te beschermen tegen de vorming van ijs binnenin, omdat ijs de structuur van de
warmtewisselaar kan beschadigen. Deze bescherming wordt geconfigureerd in de service-omgeving, in het venster "SERVICE ›
WARMTEWISSELAAR".
De bescherming kan worden geactiveerd/gedeactiveerd in functie van het volgende:
• Gespecificeerde buitenluchttemperatuur
• Gespecificeerde afvoerluchttemperatuur
• Gespecificeerd temperatuurverschil van de afvoerlucht in vergelijking met de berekende vriestemperatuur (deze temperatuur wordt berekend
volgens de buitenluchttemperatuur, de luchttemperatuur in de ruimte en de vochtigheid)
• Volgens de drukschakelaar
Mogelijke beschermingsmaatregelen (moet een per een worden uitgevoerd zoals gespecificeerd):
› Recirculatie van buiten- en afvoerlucht
› Opening van de bypassklep of bediening van de segmentklep, of vertragen van de rotor
› Verwarmen van buitenlucht met een voorverwarmer
› Suspensie van de toevoerluchtstroom
› Uitschakelen van de unit volgens de lage temperatuur van de toevoerlucht (standaard is de limiet 5°C)
› Uitschakelen van de unit als er geen beschermingsmaatregelen zijn geactiveerd (afsluiten na 5 minuten)
› Uitschakelen van de unit vanwege het falen om het tijdsinterval te bereiken dat overeenstemt met de veilige zone (twee cycli,
standaard, 60 minuten)
› Uitschakelen van de unit volgens de kritieke buitenluchttemperatuur (moet worden afgesloten na 60 seconden)
De voorwaarden voor de beschermingsactivering en de beschermingsmaatregelen kunnen selectief worden geactiveerd. De beschermingen zijn
enkel actief wanneer de buitenluchttemperatuur onder de ingestelde limiet valt, d.w.z. de beschermingen zullen enkel reageren op de
drukschakelaar wanneer de buitenluchttemperatuur onder de toegestane limiet valt. Voor de vorstbescherming is het tijdsinterval waarna het
systeem overschakelt van een beschermingsmaatregel naar een andere ook gespecificeerd (standaard is het 30 minuten). Als aan ten minste een
activeringsvoorwaarde is voldaan, wordt de bescherming actief en wordt een bericht weergegeven. De initiële bescherming is recirculatie, gevolgd
door de bypassklep of segmentklep, daarna de voorverwarmer en dan wordt de toevoerluchtstoom gestopt als de stroom niet voldoende is. Als
de bescherming niet helpt binnen het gespecificeerde tijdsinterval (standaard, 30 minuten), schakelt het systeem naar de volgende. Er wordt van
de ene bescherming naar de andere overgeschakeld volgens de sequentie. De recirculatie van de buiten- en afvoerlucht is een doeltreffende en
kostenbesparende bescherming maar het levert afvoerlucht terug naar de toevoerluchtstroom.
Bij het gebruik van de bypassklep of de segmentkleppen moet de toevoerluchtverwarmer zijn aangesloten. Door de klep een beetje te openen
wordt de koude luchtstroom door de warmtewisselaar verminderd maar de toevoerlucht wordt gekoeld en moet worden verwarmd met de
toevoerluchtverwarmer. Deze bescherming opent langzaam de bypassklep zolang aan de activeringsvoorwaarden is voldaan. Wanneer de gepaste
voorwaarden zijn bereikt, wordt de klep gestopt gedurende 5minuten en daarna wordt het langzaam gesloten. Als de buitenluchttemperatuur
onder het toegestane niveau zakt (het verwarmingsvermogen is niet voldoende), wordt de klep gedwongen gesloten in overeenstemming met de
toevoerluchttemperatuur.
De bypassklep kan ook samengaan met segmentkleppen. In dit geval zakt de toevoerluchttemperatuur minder dan bij het gebruik van enkel de
bypassklep. Op het moment van het ontdooien worden de segmenten een per een in volgorde gesloten, d.w.z. er kan slechts een segment
tegelijk worden gesloten, en de bypassklep wordt geopend. Als er ten minste een segment is gesloten, wordt de bypassklep geopend; als alle
segmenten worden geopend, wordt de bypassklep gesloten.
Voor de bescherming met de voorverwarmer wordt de positie van de buitenluchtsensor gespecificeerd ten opzichte van de voorverwarmer
(stroomopwaarts/stroomafwaarts). Als de sensor zich stroomopwaarts van de voorverwarmer bevindt, wordt de unit niet uitgeschakeld als de
vereiste buitenluchttemperatuur niet is bereikt. In het begin wordt de voorverwarmer van de buitenlucht geactiveerd op volle capaciteit
gedurende een bepaalde tijdsperiode en het start met het aanhouden van de gespecificeerde deactiveringstemperatuur (buiten- of
afvoerluchttemperatuur).
Als de voorverwarmercapaciteit niet voldoende is en de reductie van de toevoerluchtstroom is toegestaan, wordt de toevoerluchtventilator tijdelijk
uitgeschakeld en wordt de warmtewisselaar ontdooid door het op te warmen met afvoerlucht. De recirculatie, de bypassklep en stoppen van
toevoerluchtstroom werkt in periodieke cycli. De minimale ontdooiingstijd is 5 minuten en het minimale tijdsinterval tussen ontdooiingscycli
verandert afhankelijk van de buitenluchttemperatuur (zie de grafiek), d.w.z. hoe lager de buitenluchttemperatuur, hoe korter het tijdsinterval
tussen ontdooiingscycli. De afvoerluchttemperatuur en de drukschakelaar van de warmtewisselaar kunnen het tijdsinterval tussen ontdooiingscycli
verlengen en de ontdooiingstijd verlengen, d.w.z. als het minimale tijdsinterval na een ontdooiingscyclus voorbij is en de drukklep nog niet is
geactiveerd, dan wordt de activering ervan verwacht; anderzijds als de vereiste voorwaarden niet worden bereikt binnen de 5 minuten tijdens het
ontdooien (de drukklep reset niet of de afvoerluchttemperatuur stijgt niet), wordt het ontdooien verlengd. Als de beschermingen niet worden
geactiveerd volgens de drukschakelaar en/of volgens de afvoerluchttemperatuur, gebeuren de ontdooiingscycli bij minimumintervallen.
De minimale tijdsinterval tussen ontdooiingscycli (minuten) hangt af van de buitenluchttemperatuur.
De service- en regelaaromgeving hebben een venster MONITORING waar u de werking van het volledige systeem kunt monitoren, d.w.z. u kunt de invoer
en uitvoer van de regelaar, de CO
hoeveelheid informatie hang af van de configuratie van het systeem. Deze tool is ontwikkeld voor het preventieve onderhoud van het systeem.
22
Systeemmonitoring
waarden, versies van aangesloten modules, datum en uur, ventilatorsnelheid, temperaturen, druk, etc. bekijken. De
2-
www.salda.lt