telefoonlijnstoring als het systeem is ingeschakeld.
Beschikbare opties zijn: Aan bij lijnfout en Uit bij
lijnfout..
4.4.28 Geheugen melding
(fig. 4.4, locatie 28)
Hier kunt u bepalen of de gebruiker een indicatie zal
ontvangen op de LCD scherm dat een alarm is afgegaan.
Beschikbare opties zijn: Geheugen aan en Geheugen uit
4.4.29 Uitschakel optie
(fig. 4.4, locatie 29)
Hier bepaalt u wanneer het systeem uitgeschakeld kan
worden:
A. Altijd.
B. In de TOTAAL modus, tijdens inloopvertraging, met de
PowerMax Express toetsenbord of een draadloze
keyfob.
C. In de TOTAAL modus, tijdens inloopvertraging, alleen
met een draadloze keyfob.
D. Tijdens inloopvertraging, of tijdens gebruik van het
PowerMax Express toetsenpaneel in de TOTAAL
modus.
Opties: altijd, inloop KF + BP, inloop KF, of inloop TOT
BP.
4.4.30 Supervisie mode
(fig. 4.4, locatie 30)
Hier bepaalt u of een alarm wordt gegeven (sirene /
melding) bij een supervisie / storing fout tijdens TOTAAL
inschakeling.
Beschikbare opties zijn: EN standaard en anders. Indien
"EN standaard" is geselecteerd, wordt er bij een supervisie
alarm / storing fout bij TOTAAL inschakeling een sirene
geactiveerd en wordt een sabotagemelding gerapporteerd.
Als
"Anders"
is
geselecteerd
ondernomen als het systeem TOTAAL is ingeschakeld.
4.4.31 Lage batterij Keyfob
(fig. 4.4, locatie 31)
Hier bepaalt u of de gebruiker een lage batterijspanning
melding hoort als hij het systeem met een keyfob met lage
batterijspanning wil uitschakelen.
Beschikbare opties zijn: keyfob L-B Ja (de gebruiker moet
het keyfob lage batterijspanning bericht bevestigen) of
keyfob L-B Nee (de gebruiker hoeft de melding van het
keyfob lage batterijspanning bericht niet te bevestigen).
4.4.32 Screensaver
(fig. 4.4, locatie 32)
Hier kunt u bepalen dat als langer dan 30 seconden geen
toets wordt ingedrukt op het toetsenbord van de
PowerMax Express in het display de tekst "PowerMax"
wordt weergegeven.
mogelijke indringer de systeemstatus zal zien. U kunt
bepalen dat het standaard display weer terugkomt nadat u
de knop
heeft ingedrukt en de gebruikerscode
(Door code invoeren/Tekst door code) heeft ingevoerd,
of nadat een willekeurige toets wordt ingedrukt (Door
toets indrukken/Tekst door toets). Het is mogelijk te
bepalen na het inschakelen van de partitie dat als geen
toets meer dan 30 seconden is ingedrukt, de datum en tijd
op het scherm verschijnen. Het normale scherm herstelt
zich na het drukken op de
invoeren van de gebruikerscode (Klok op code) of na het
drukken op een willekeurige toets (Klok op toets).
Als
Door
toets
indrukken/Tekst
16
wordt
geen
Dit om te voorkomen dat een
knop, gevolgd door het
door
geselecteerd, zal bij de eerste keer dat op een toetst wordt
gedrukt het standaard display terugkeren en de tweede
keer drukken wordt de actie van de betreffende toets
uitgevoerd (met uitzondering van de Nood en Brand
toetsen; hier hoeft slechts eenmaal op gedrukt te worden).
Opties (Partitie uit): screensaver uit, uit met code, uit
met toets.
Opties (Partitie aan): screensaver UIT, tekst op code, tekst
op toets, klok op code, klok op toets.
4.4.33 Verificatie
(fig. 4.4, locatie 33)
Hier kunt u bepalen dat als 2 opeenvolgende alarmen
afgaan gedurende een vastgestelde periode, het tweede
alarm als een verificatie alarm dient (zie voor bevestigde
alarmmelding par. 4.5).
Opties: uit, 30 min., 45 min., 60 min., of 90 min.
4.4.34 Stroomuitval melding
(fig. 4.4, locatie 34)
Hier kunt u het tijd interval instellen tussen een
stroomuitval en de storingsmelding hiervan. Opties: 5
minuten, 30 minuten, 60 minuten of 180 minuten.
4.4.36 Gebruiker toestemming
(fig. 4.4, locatie 36)
Hier bepaalt u of de toegang tot de INSTALLATIEMODE
eerst toestemming van gebruiker vereist. Als u AAN
selecteert,
gebruikersopties
gebruikerscode is ingevoerd.
Opties: Aan, Uit.
Let op: Deze optie is niet mogelijk indien sekties worden
toegepast.
4.4.39 Sleutel Zone Optie (Optioneel)
actie
(Fig. 4.4, locatie 39). Hier wordt bepaald of het systeem in-
en uitgeschakeld kan worden door middel van zones 21-
18, 29-30 of 21-30 indien deze zijn geprogrammeerd als
zonetype 'Geen Alarm' en de 'Sleutel aan/uit' optie
aanstaat (zie par. 4.3 en bijlage D14).Sleutel zones
kunnen zowel bekabelde zones als draadloze zones zijn.
Bij draadloze zones wordt de MCT-100 of MCT-102
toegepast. De rechterknop op de MCT-102 en ingang 2 op
de MCT-100 wordt gebruikt om in te schakelen. De
linkerknop van de MCT-102 of ingang 1 op de MCT-100
wordt gebruikt om uit te schakelen.
Wanneer bekabelde sleutel zones worden toegepast
schakelt een open circuit het alarmsysteem in en een
gesloten
informatie over het aansluiten van bekabelde sleutelzones,
zie fig. 3.1C Zone en Sirene bedrading)
Belangrijk: Inleren van de MCT-100 of MCT-102 moet
geschieden door de rechterknop van de MCT-102 of
ingang 2 van de MCT-100 te activeren (zie sectie 4.3)..
Let op: In/uitschakeling met behulp van een draadloze
zender ingeleerd op zones 21 en 28 of via een
bekabelde ingang op zones 29 en 30 doet afbreuk aan
de veiligheid. Deze functie is daarom uitsluitend op
verzoek van de klant leverbaar
Opties: UIT, z. 21-28 AAN, z. 29 AAN, of z. 21-29 AAN.
4.4.41 Cancel Announcement
(Fig. 4.4, location 41).
beep will sound when an alarm cancel event is sent to the
central station.
Options: Enable, Disable.
toets
is
kan
de
installatiemode
menu
worden
circuit
schakelt
de
alarmering
Here you determine whether a special
alleen
via
het
bereikt
nadat
de
uit.
(Voor
D-302775