Afstandsbediening
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1.
Power ON/OFF (AAN/UIT)
Schakelt de projector in/uit.
2.
Ingangselectieknoppen
Kies een ingangsignaal voor het beeld.
3.
MENU/EXIT
Activeert het schermmenu (On-Screen
Display, OSD). Keert terug naar het vorige
OSD-menu, sluit en bewaart de
menu-instellingen.
4.
Links/Volume -
Zet het volume van de projector lager.
5.
MODE/ENTER
Kies een beschikbare beeldinstellingsmodus.
Hiermee activeert u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu.
6.
ECO BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen.
7.
LASER
Hiermee laat u een zichtbaar
laseraanwijzerlampje branden waarmee
presentaties kunnen worden uitgevoerd.
8.
ZOOM+/ZOOM-
Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld.
9.
FREEZE
Zet het geprojecteerde beeld stil.
10. NETWORK SETTING
11. TEST
12
12. Keystone/pijltoetsen
13
14
15
12
16
17
13. AUTO
18
19
20
21
14.
15. SOURCE
16. PAGE +/-
17. MIC/VOL +/-
18. MUTE
19. ASPECT
20. SMART ECO
21. Numerieke toetsen
worden ingedrukt om een wachtwoord in te
voeren.
Opent direct de netwerkinstellingen.
Geeft het testpatroon weer.
(
/
Omhoog,
Hiermee corrigeert u handmatig het
vervormde beeld, veroorzaakt door de
projectiehoek.
Bepaalt automatisch de beste timings
voor het beeld.
Rechts/Volume +
Zet het volume van de projector hoger.
Als het schermmenu (OSD) is
geactiveerd, functioneren de knoppen
#4, #12 en #14 als richtingspijlen om de
gewenste menuopties te selecteren en
de instellingen te wijzigen.
Opent de ingangselectiebalk.
Hiermee kunt u een softwareprogramma
(op een aangesloten pc) bedienen dat
reageert op opdrachten voor pagina
omhoog/omlaag (bijvoorbeeld Microsoft
PowerPoint).
Past het geluidsniveau van de microfoon
aan.
Schakelt het projectorgeluid in of uit.
Hiermee selecteert u de
beeldverhouding.
Schakelt de lampmodus tussen
Eco/Normaal en SmartEco.
Voor het invoeren van cijfers in de
netwerkinstellingen.
Numerieke toetsen 1, 2, 3, 4 kunnen niet
/
Omlaag)
Inleiding
11