REMKO Toerentalregelaar
Veiligheidsaanwijzingen
De apparaten zijn vóór levering
onderworpen aan uitgebreide controles
op materiaal, werking, en kwaliteit.
Desondanks kunnen de apparaten gevaren
opleveren als deze incorrect of niet
volgens de voorschriften worden gebruikt!
De montage resp. reparatie van
■
het apparaat mag uitsluitend door
een geautoriseerde specialist,
overeenkomstig de desbetreffende
lokale voorschriften worden
uitgevoerd.
De lokale stroomvoorziening moet
■
voldoen aan de apparaatspanning
(230V/50 Hz) en over een standaard
randaardeverbinding [PE] beschikken.
Er moet op worden gelet, dat bij
■
alle montagewerkzaamheden aan
de regelaar of ventilator(en) de
netspanning aan alle polen worden
uitgeschakeld en tegen ongewenst
inschakelen wordt beveiligd.
Bij een evt. bedrijfsstoring mag
■
in geen geval bij een ingeschakelde
netspanning de oorzaak aan de
regelaar of de ventilator(en) worden
opgelost.
De aansluitwaarde van de
■
ventilatoren mag alleen in het aan
stroombereik liggen.
Het vermogen van de regelaar moet
■
in principe zoveel mogelijk worden
gebruikt om brommen van het net
te voorkomen.
4
Beschrijving van het apparaat
DE REMKO toerentalregelaar
wordt gebruikt voor de traploze
toerentalinstelling evenals voor het
in- en uitschakelen van de REMKO
plafondventilatoren DVL 140.
De bedrijfsschakelaars zijn bovendien
uitgerust met een controlelampje.
De regelaars zijn uitgerust met moderne
en hoogwaardige componenten om een
motorvriendelijke en veilig bedrijf te garanderen.
Het minimale toerental kan zo nodig
worden bijgesteld via een speciale
trimpotentiometer.
Er moet echter altijd voor worden
gezorgd dat de ventilator (en) na
een stilstand weer goed opstarten
(startjumper moet worden ingesteld).
Via de REMKO toerentalregelaar
DR-1 kunnen 1 tot max. 4 REMKO
plafondventilatoren DVL 140 geregeld/
geschakeld worden.
Via de REMKO toerentalregelaar DR-3
kunnen 2 tot max. 8 REMKO
plafondventilatoren DVL 140 geregeld/
geschakeld worden.
AANWIJZING
De regelaar beschikt over een
automatische stroomtoevoerdetectie
en een nulpuntsdetectie om
stroompieken bij het inschakelen
te voorkomen.