Onderhoud
7.4 Ventielen reinigen
Reinigen van een persventiel (dubbele
kogel)
Persventiel uit elkaar halen
Persventiel in elkaar zetten
1
2
3
4
5
Afb. 22
1
Ventiellichaam
2
Afdichting
3
Ventielzitting
4
Ventielhuls
5
Kogel
6
Ventielschijf
7
Afdichting
*
Veer (optie)
38
Reinig de pers- en zuigventielen uitsluitend na elkaar,
omdat de ventielen niet aan de hand van pijlmarkeringen
van elkaar kunnen worden onderscheiden.
Voor uw oriëntatie: Wanneer u een al gedemonteerde
doseereenheid voor u heeft liggen, bevindt het zuigven‐
tiel zich aan de kant van de membraanbewakingssensor.
1.
Maak de persleiding los.
2.
Schroef het persventiel uit de doseerkop en spoel het persventiel.
3.
Verwijder de overige delen uit de doseerkop.
4.
Verwijder de onderdelen voor zover mogelijk uit het ventiellichaam
(1).
5.
Steek een inbussleutel in het gat van het ventiellichaam (1) en duw
de overige onderdelen uit het ventiellichaam.
6.
Verwijder met een kleine schroevendraaier de laatste afdichting (2)
en de laatste kogelzitting (3) uit het ventiellichaam (1).
7.
Spoel en reinig alle onderdelen.
8.
Vervang alle versleten onderdelen en de afdichtingen.
1.
Let bij het in elkaar zetten op de richting van de ventielzittingen (3).
De ventielzittingen (3) fungeren aan de fijnbewerkte kant als kogel‐
zitting en aan de andere kant als ventielbus en veergeleiding. De
6
7
fijnbewerkte kant moet bij alle ventielzittingen in stromingsrichting
wijzen.
Let bij het in elkaar zetten van de ventielen op de volgorde:
teflon - metaal - teflon - metaal - ...
2.
Laat de volgende onderdelen na elkaar in het ventiellichaam (1)
glijden:
een afdichting (2) en een ventielzitting (3) (let op richting!).
n
een afdichting (2) en een ventielhuls (4).
n
Indien aanwezig, laat u een veer (*) in de veergeleiding van de
n
ventielzitting (3) glijden.
laat een kogel (5) in het ventiellichaam (1) glijden.
n
een afdichting (2) en de tweede ventielzitting (3, richting!).
n
een afdichting (2) en de tweede ventielhuls (4).
n
Indien aanwezig, laat u de tweede veer (*) in de veergeleiding
n
van de ventielzitting (3) glijden.
laat de tweede kogel (5) in het ventiellichaam (1) glijden.
n
een afdichting (2), de derde ventielzitting (3) (let op de richting!)
n
en nog een afdichting (2).
3.
Plaats de ventielschijf (6) met de flens op de eenheid.
De afstand tussen de rand van het ventiellichaam en de ventielschijf
(6) is afhankelijk van de constructie.
4.
Plaats de grote afdichting (7) tussen de ventielschijf (6) en de
doseerkop.
5.
Schroef het ventiel tot aan de aanslag in.
6.
Bevestig de persleiding.