Foto's maken (vervolg)
Beeldweergave
Op de LCD-monitor ziet u het beeld dat het objectief waarneemt plus de vol-
gende informatie:
• U kunt de infoirmatie uit het beeld laten verdwijnen (blz. 111).
1.
Manual-stand
2.
3.
Witbalans
4.
Fllitsstand
Macrostand
6.
AF-aanduiding
7. Symbool flitsgebruik
8.
Vergroting digitale
9.
Batterijconditie
10.
11.
Pers. instellingen
12.
Onderwerpsstand
• De markeringen naast onderstaande onderdelen geven de stand aan waarin het
onderdeel kan worden gezet, of het onderdeel verschijnt als de betrefende stand is
geselecteerd.
1. Manual-stand
Is de camera ingesteld op Manual, dan
verschijnt de geselecteerde opname-
stand. Kijk op blz. 74-79 voor informatie
over het instellen van de opnamestand.
2. ISO
Verschijnt wanneer de ISO-waarde vast is
ingesteld. Kijk op blz. 82 voor informatie
over instellen van de gevoeligheid.
3. Witbalans
Het witbalanssymbool verschijnt. Informa-
tie over het selecteren van de witbalans
vindt u op blz. 72.
38
ISO
zoom
Teller
: Auto,
: Scene Select,
,
12. Belichtingscorrectie
14. Diafragma-instelling
15. Sluitertijd
16. Selectiemarkering opname-
stand
17. Zelfontspannersymbool
18. Opnamemedium
19. Beeldgrootte
20. Continu opnamen
: Movie,
4. Flitsstand
Geeft de gekozen flitsstand weer. Kijk op
blz. 44-46 en blz. 114 voor informatie over
het instellen van de flitsstand.
5. Macrostand
1) Verschijnt wanneer de Macrostand is
geselecteerd.
Is de Macrostand niet ingesteld, dan
verschijnt de
ontspanknop half wordt ingedrukt en
de scherpstelling wordt geactiveerd.
2) Vaste afstandsinstelling
Wordt de stand voor vaste afstands-
instelling gekozen (blz. 82), dan ver-
schijnt de gekozen afstand.
: Manual
,
,
,
,
,
symbool wanneer de