Inhoudsopgave
Advertenties
9. TRANSPORT VAN DE MACHINE
OP- EN AFLADEN VAN EEN VOERTUIG
Gebruik voor het transport liefst een niet overdekte laadbak.
Werk op een vast en vlak terrein.
Schakel het voertuig uit, schakel de achteruitversnelling in, activeer de parkeerrem en
blokkeer de wielen met wiggen om verplaatsing van het voertuig te vermijden.
Hef de maaigroep van de motormaaier zo hoog mogelijk om te vermijden dat hij de boorden van de
laadplanken raakt
.
Ga niet voor de motormaaier staan
Hecht de laadplanken stevig aan de voertuigbodem vast. Gebruik stabiele
laadplanken waarvan het oppervlak niet glibberig is. Ze moeten stevig genoeg
zijn om het gewicht van de machine te kunnen dragen.
De helling mag niet groter zijn dan 15°.
Geadviseerde lengte : minstens 3,5 maal de afstand tussen de voertuigbodem en
de grond.
Geadviseerde breedte : op basis van de wielbreedte van de machine.
Ga zeer voorzichtig te werk om de machine te laden. Zet de gashendel op het minimum
(Fig. 1, ref. C).
Vermijd gedurende het op- en afladen de meskoppeling op de laadplanken in te schakelen
(Fig. 1, ref. A) en de stangen voor ontgrendeling van het linker- en rechterwiel (fig. 1, rif. F e
F1); dit zou zeer gevaarlijk kunnen zijn.
Lijn de voorwielen van de machine uit met het centrum van de laadplanken.
Lever bijzondere aandacht op wanneer de motormaaier van de laadplanken naar de
voertuigbodem overgaat daar hierbij het zwaartepunt verplaatst wordt.
Doe na het laden middels de schakelaar de motor uit (Fig. 1bis, ref. I). Controleer of door
het loslaten van de schakelstangen voor vooruitrijden de parkeerrem automatisch werd
ingeschakeld (fig. 1, ref. B). Blokkeer de wielen van de motormaaier met wiggen en bind
hem stevig aan de voertuigbodem.
LET OP
- 16 -
Advertenties
Inhoudsopgave
