2. Definieer en bevestig de alarmgrens voor de getolereerde afwijking van de
centrale huidtemperatuur (2). Het instelbereik is van 0,3 tot 1,0 °C (0,5 tot
1,8 °F) in stappen van 0,1 °C (0,1 °F).
✓ De alarmgrens voor de centrale huidtemperatuur is ingesteld.
Afb. 57
De alarmen kunnen ook worden ingesteld via het dialoogvenster voor snelle
instelling. Als u het dialoogvenster voor snelle instelling wilt openen, tikt u op de
huidtemperatuurwaarde. De toetsen voor de alarmgrenzen worden weergegeven.
7.2.6
Thermomonitoring
Als er twee huidtemperatuursensoren worden gebruikt, worden in de weergave
Thermomonitoring de continue meting en weergave getoond van een centrale en
perifere temperatuur.
De toets Weergaven... wordt gebruikt om te schakelen tussen de
schermweergaven.
U kunt thermomonitoring gebruiken voor de vroege detectie van koudestress,
hittestress of infecties. Thermomonitoring houdt de continue bewaking in van de
centrale huidtemperatuur en de perifere huidtemperatuur. Het verschil tussen de
twee temperatuurwaarden wordt weergegeven. Het verschil kan een verandering in
de temperatuur van de patiënt aanduiden. Het onderstaande schema toont
thermomonitoring bij een patiënt met koudestress: de perifere huidtemperatuur (2)
zakt vóór de centrale huidtemperatuur (1) en kan de eerste indicatie zijn van
koudestress.
|
Gebruiksaanwijzing
Dialoogvenster voor alarmgrenzen van de huidtemperatuur
Babyroo TN300 SW 1.1n
1
2
Bediening
93