8. PLC-aansturing bedienen
Kalibratie aan opbouwver-
schroeving controleren (gead-
viseerd)
94
De kalibratie aan een nieuwe, gevette opbouw
controleren.
Bij de controle van de kalibratie op het vol-
gende letten:
Omgevingstemperaturen, temperaturen
•
van de meetinstrumenten en de te kali-
breren schroefmachine hebben een aan-
merkelijke invloed. Verdere belangrijke in-
stelgrootten resulteren uit de schroefbe-
weging (pen- of haakschroef, roestig of
geolied, soort van de drempel, enz.)!
In de handel verkrijgbare draaimoment-
•
meetinstrumenten verwarmen zich gedu-
rende de werking en vertonen interne af-
wijkingen van tot maximaal 50 Nm (in het
meetinstrument!) bij temperatuurschom-
melingen tussen 10 °C en 45 °C.
Bij controle door middel van een draai-
•
momentmeetinstrument erop letten, dat
de aandrijfzeskant van het meetinstru-
ment met ten minste twee omdraaiingen
is opgeschroefd.
•
De meting meerdere keren herhalen.
De volgende controle van het draaimoment aan het spoor uit-
voeren:
1. Gewenst normdraaimoment instellen.
2. Meerdere schroeven aantrekken.
3. Positie van de schroeven met een pen markeren.
4. Schroeven handmatig ½ omdraaiing losmaken en met een
gekalibreerde torsiesleutel in één trek aanhalen.
Het klikken van de torsiesleutel moet in het bereik van
de tevoren aangebrachte markering liggen.
Op de markt verkrijgbare koppelmeters wor-
den tijdens het gebruik warm en vertonen
interne afwijkingen tot 50 Nm (in de meter) bij
temperatuurschommelingen tussen 10 °C en
45 °C.
30.76/02