Voor de gasfleskast geldt:
• Controleer de bevestiging van de gasflessen vóór iedere
rit. De gasflessen moeten rechtop staan en ventielen moe-
ten worden gesloten.
• Trek losse riemen vast.
• Steeds als een gasfles verwisseld is, moet met een lek-
zoekmiddel worden gecontroleerd of de aansluiting van de
gasdrukregelaar of de slangaansluiting helemaal dicht is.
• De gasfleskast is niet geschikt voor het transporteren van
goederen.
• De afsluiters van de gasflessen moeten te allen tijde be-
reikbaar blijven.
• De ventilatie-openingen van de gasfleskast mogen niet
worden afgesloten.
• Sluit de gasfleskast af met een slot om te voorkomen dat
onbevoegden zich toegang verschaffen tot de gasflessen.
Gasflessen moeten tijdens het rijden gesloten zijn.
Gasfles verwisselen
Tijdens het verwisselen van de gasfles niet roken en geen
open vuur ontsteken! Controleer na het verwisselen van de
gasfles of er bij de aansluitpunten gas weglekt. Besproei de
aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
• Open de deur van de gasfleskast.
• Sluit de hoofdafsluiter van de gasfles. Let op de richting
van de pijl.
• Schroef de gasdrukregelaar/hogedrukslang
van de gasfles af (linkse schroefdraad).
• Maak de bevestigingsriemen los en neem de gasfles eruit.
• Zet de gevulde gasfles weer in de gasfleskast en zet hem
m.b.v. de bevestigingsriemen stevig vast.
• Schroef de gasdrukregelaar/hogedrukslang
op de gasfles (linkse schroefdraad).
• alleen bij uitvoering met crashsensor
breukbeveiliging (groene knop) op de hogedrukslang in
(zie 127).
• Controleer of er bij de aansluitpunten gas weglekt.
Besproei de aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
• Sluit de deur van de gasfleskast.
9. Gas
125
*
met de hand
*
met de hand
*
: druk de slang-