CONTINU BRANDEN
Het gaat erom een zo hoog mogelijke temperatuur in de verbrandingskamer te krijgen. Daarmee worden de kachel en het brand-
materiaal zo goed mogelijk benut en wordt er een schone verbranding verkregen. Op deze manier wordt roetaanslag op de
bekleding van de verbrandingskamer en op het glas voorkomen. Bij het branden moet u de rook niet kunnen zien, maar alleen
ontwaren door een beweging van de lucht.
¬
Wanneer het hout in de kachel na de aansteekfase goed gloeit, kan het eigenlijke branden beginnen
¬
Vul de kachel bij met 2 stukken hout van ca. 0,6-0,8 kg en ca. 20-25 cm lengte
LET OP! Het hout moet snel vlam vatten. Daarom raden wij aan de verbrandingsluchtstroom volledig open te zetten. Het bedienen
van de kachel op een te lage temperatuur en te weinig verbrandingslucht kunnen er gassen ontbranden, waardoor de kachel
beschadigd kan raken.
¬
Bij het navullen met hout, moet de glazen deur voorzichtig worden geopend, zodat ontsnapping van rook wordt voorkomen
¬
Vul nooit bij met hout als het vuur nog goed brandt
Bij de EN 13240-test werd de kachel gestookt zoals op de afbeelding te zien is:
Met drie stukken berk van elk 200 mm - met een totaal gewicht van 1,35 kg
Verbrandingsluchtregeling 25 % open.
WAARSCHUWING VOOR OVERVERHITTING
Als de kachel voortdurend wordt gestookt met grotere hoeveelheden hout dan aanbevolen en/of te veel lucht krijgt, dan kan dit
een sterke warmteontwikkeling veroorzaken. De kachel en omringende wanden kunnen hierdoor beschadigd raken. Wij raden
daarom aan dat u nooit meer dan de maximale hoeveelheid brandmateriaal stookt (Zie "Technische gegevens").
WERKING TIJDENS VERSCHILLENDE WEEROMSTANDIGHEDEN
De invloed van de wind op de schoorsteen kan een grote invloed hebben op hoe de kachel onder verschillende windinvloeden
reageert en het kan daarom noodzakelijk zijn om de luchttoevoer in te stellen om een goede verbranding te krijgen. Het kan een
goed idee zijn om een klep in het rookkanaal te monteren om op die manier de schoorsteentrek onder wisselende windinvloeden
te kunnen regelen. De klep mag niet meer dan 80% van de rookgasafvoer afsluiten.
Mist en nevel kunnen ook een grote invloed op de schoorsteentrek hebben en het kan daarom noodzakelijk zijn andere
instellingen van de verbrandingslucht te gebruiken om een goede verbranding te bereiken.
STOKEN IN HET VOORJAAR EN NAJAAR
In de overgangsperiode van het voorjaar/najaar waar men niet zo'n grote behoefte aan warmte heeft, is het aanbevolen om een
enkele keer een „top down" verbranding uit te voeren.
DE WERKING VAN DE SCHOORSTEEN
De schoorsteen is de motor van de kachel en beslissend voor de werking van de kachel. De trek van de schoorsteen geeft een
onderdruk in de kachel. Deze onderdruk verwijdert de rook uit de kachel en zuigt lucht door de verbrandingsluchtklep naar de
plaats waar het verbrandingsproces plaatsvindt. De verbrandingslucht wordt ook gebruikt als een „ruitspoeling" die de ruit vrij
houdt van roet.
De schoorsteentrek wordt gevormd bij het temperatuurverschil in de schoorsteen en buiten de schoorsteen. Hoe hoger het
temperatuurverschil, des te beter de trek. Het is daarom belangrijk dat de schoorsteen een.werkingstemperatuur bereikt,
voordat men de de klepinstellingen afstelt om de verbranding in te kachel te beperken (een gemetselde schoorsteen heeft meer
tijd nodig om warm te worden dan een stalen schoorsteen). Op dagen waarop vanwege het weer en de wind een slechte trek in
de schoorsteen is, is het extra belangrijk om de werkingstemperatuur zo snel mogelijk te bereiken. Het gaat erom om zo snel
mogelijk vlammen te krijgen. Hak het hout extra fijn, gebruik een extra aanmaakblok, etc.
¬
Na een langere stilstandperiode is het belangrijk om te controleren of er blokkeringen in de schoorsteenbuis zijn
¬
Er is een mogelijkheid om meerdere aggregaten op dezelfde schoorsteen aan te sluiten. Er moet echter eerst worden gekeken
wat hiervoor de geldende regels zijn
28