Voorzorgsmaatregelen
Voor een optimale verdeling van het koelmiddel moet u de Y-verbinding gebruiken als aftakverbinding
voor het aansluiten van buitenunits. (Gebruik geen T-verbinding)
U kunt niet normaal werken als u het proefbedrijf niet voltooit via de toetsmodus van de buitenunit. U
moet de TOETSMODUS gebruiken om het proefbedrijf uit te voeren.
De DVM S airconditioner gebruikt koelmiddel R-410A.
Controleer de compatibiliteit van andere producten zoals binnenunit, EEV-kits enz. die met DVM S worden
aangesloten.
Zorg ervoor dat de buitenunitcombinatie verschillend is van DVM PLUS III en IV.
De maximale buislengte, het niveauverschil, het aantal aansluitbare binnenunits, de installatie aan de
buitenverbindingen en de buitenunitcombinaties zijn verschillend van die van traditionele modellen.
Als de lengte van de buis tussen buitenunits meer dan 2 m bedraagt, maak dan vallen om oliestilstand te
vermijden. Oliestilstand kan ontstaan wanneer de buitenunit aan het uiteinde van de module stopt terwijl
andere buitenunits nog steeds in bedrijf zijn.
Installatie voorbereiden
Buitenunitcombinatie
Gebruik een binnenunit die compatibel is met DVM S.
Binnenunits kunnen worden aangesloten binnen de in de volgende tabel vermelde afstand.
Als de totale capaciteit van de aangesloten binnenunits de vermelde maximumcapaciteit overschrijdt, kan
de koel- en verwarmingscapaciteit van de binnenunit afnemen.
De totale capaciteit van de aangesloten binnenunits bedraagt 50% tot 130% van de totale
U kunt maximaal 64 binnenunits op de buitenunit aansluiten. De maximale hoeveelheid aansluitbare
binnenunits is ingesteld op 64 aangezien de buitenunit maximaal 64 communicatieadressen ondersteunt.
E201 voor.
Er kunnen maximaal 32 binnenunits van het type wandmontage worden aangesloten met EEV
Installeer geen MCU van de 1e generatie en MCU van de 2e generatie samen.
MCU van de 1e generatie: MCU-S NEE N, MCU-S2NEK1N
MCU van de 2e generatie: MCU-S NEK2N, MCU-S4NEK3N, MCU-S1NEK1N
Gebruik de volgende tabel om de grootte en het aantal buitenunits te bepalen die nodig zijn om te
voldoen aan de capaciteitsvereisten.
LET OP
6
).