Bedieningspaneel
1
Toets AAN/UIT
2
Temperatuurindicatie
3
Toetsen voor temperatuurinstelling
4
Toets COOLMATIC, Indicatie voor ingeschakelde COOLMATIC-
functie (geel)
• COOLMATIC voor intensief koelen in de koelruimte
5
Toets WAARSCHUWING UIT
Toetsen voor het instellen van de temperatuur
De toetsen staan in verbinding met de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „+" (WARMER) of „-"
(KOUDER) wordt de temperatuurindicatie van de WERKELIJKE tempe-
ratuur (temperatuurindicatie brandt) op de GEWENSTE temperatuur
(temperatuurindicatie knippert) omgeschakeld.
• Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE
temperatuur 1 °C verder gesteld.
• Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na
korte tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE tempera-
tuur terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in de koelruimte moet heersen, kan op de op het
display aanwezige temperaturen ingesteld worden. De GEWENSTE tem-
peratuur wordt met knipperende cijfers aangegeven.
WERKELIJKE temperatuur betekent:
De temperatuurindicatie geeft de temperatuur aan die op dat moment
werkelijk in de koelruimte heerst. De WERKELIJKE temperatuur wordt
met brandende cijfers aangegeven.
818 19 75-00/7
De temperatuur wordt ingesteld via de
toetsen „+" (WARMER) en „-" (KOUDER).
Beschrijving apparaat
17