Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

BWT bestsoft 11 Installatie- En Gebruiksaanwijzing pagina 12

Inhoudsopgave

Advertenties

2. Ventielin- en uitgang: Het apparaat kan op het
installatiesysteem aangesloten worden wanneer
het bypassventiel open en de ventielin- en uitgang
gesloten zijn. Pijlen aan de toe- en afvoerleidingen
van het ventiel geven de stromingsrichting aan.
Aansluitingen kunnen uit normale koperbuizen
of –aansluitingen bestaan, of door middel van
de meegeleverde ß exibele slangen met een hoog
transportvermogen, waarbij u moet verzekeren dat
de slangen niet gebogen zijn, omdat in dat geval
de doorstroming kan afnemen of geblokkeerd kan
worden.
3. Aansluiting afvoer: Steek de ß exibele afvoerslang
op de steekaansluiting (afvoer) zoals getoond op
pagina 29, en beveilig hem met de meegeleverde
slangklem. Voer de overloopslang naar een staan-
de buis of afvoer. De luchtspleet moet minstens 20
mm bedragen. Zacht water heeft geen potentiële
schadelijke werkingen op de riolering. U kunt de
afvoer vergroten tot 9m, wanneer u over voldoende
druk beschikt (meer dan 3 bar). De afvoerslang mag
niet gebogen of beschadigd zijn, omdat dit tot een
overloop van de ruimte voor zout water kan leiden.
Vorstbescherming: Wanneer de afvoerslang of de
verbindingsleidingen blootgesteld worden aan tem-
peraturen onder 0°C, moet voor een bescherming
tegen vorst gezorgd worden. Wordt deze voor-
zorgsmaatregel niet genomen kan de wateronthar-
der overlopen.
Opheffen van de afvoerslang: Wanneer de water-
druk groter is dan 3 bar, kunt u de afvoer (wanneer
nodig) tot maximum 3 m verlengen, vertrekkend van
de kop van het drukventiel.
4. Overloop en overloopbuizen: De overloopslang
(wordt niet met de ontharder geleverd) moet echter
op de steekboog aan de achterkant van het ap-
paraat aangesloten worden (zie pagina 30 – letter
O). Voer de leiding naar beneden tot aan de afvo-
er. Verzeker dat de overloop niet op een materiaal
gevoerd wordt dat voor schade kan zorgen.
Wanneer de waterontharder in een kelder geïnstal-
leerd wordt, kan de overloop naar een boiler gevo-
erd worden. Hef de overloopslang niet op.
Let op: Gebruik geen teß ondichtingen of niet confor-
me verbindingslijmen!
5. Elektrische aansluitingen: Uit veiligheidsredenen
en ook om de installatie eenvoudiger te maken,
wordt uw waterontharder met laagspanning via een
stekker op een transformator bedreven. Deze geli-
jkstroomtransformator moet op een uitschakelbare
netstroomcontactdoos aangesloten zijn.
Belangrijk: de laagstroomtransformator alleen in
een contactdoos wanneer deze uitgeschakeld is.
6. Het vullen van de ruimte voor zout water, zout-
gebruik en zoutalarm: Vul nu de daarvoor voorzie-
ne ruimte met het waterontharderzout. Gebruik de
„care cubes" (zout in tabletvorm) of blokzout (UK)
van uw lokale handelaar. Bij gebruik van zout: uw
waterontharder kan alleen correct werken wanneer
het voorraadreservoir tijdens het regeneratieproces
zout bevat. Daarom is het noodzakelijk dat het zout-
peil niet tot onder 15 cm daalt (gemeten vanaf de
bodem van de ruimte voor zout water tot het zout-
vulpeil). Belangrijk: De ontharder heeft geen extra
water nodig. Daarom geen extra water in de tank
voor zout water vullen.Tijdens de regeneratie wordt
geen zout in uw watersysteem afgegeven omdat
het zout, dat tijdens het regeneratieproces gebruikt
wordt, zeker afgevoerd wordt.
Het zoutalarm is optioneel en is bij de meeste model-
len niet standaard inbegrepen. Afhankelijk van het
gebruikte model kan uw apparaat met een laagzou-
talarm uitgerust zijn dat het zoutverbruik controleert
en een hoorbaar alarm uitgeeft, en de laagzout-
code „SALt" weergeeft, kort voordat het zoutpeil tot
onder het minimum daalt. Vul het systeem weer met
zout en druk op de SET-toets om het alarm terug te
zetten.
7. Mengcontrole:
Alle apparaten zijn in de
fabriek ingesteld om zacht
water te produceren.
Belangrijk:
Wanneer
u
minder zacht water wenst,
draai dan de mengknoop
aan de linkerkant van het
ventiel tegen de richting van
de klok in tot u de gewenste
waterhardheid bereikt.
8. De waterhardheid in uw regio controleren:
De waterhardheid kan variëren naargelang de re-
gio. Om de hardheid van het water, dat naar uw
waterontharder gevoerd moet worden (niet onthard
toestroomwater) te bereken gebruikt u de meegele-
verde hardheidset.
-
Vul de meegeleverde staalß es tot aan de mar-
kering met ruw water van de te onderzoeken
harde waterkraan.
-
Voeg de tabellen, een voor een, bij de staalop-
lossing, tot een kleurverandering (van wijnrood
naar blauw) zichtbaar is.
Opmerking: Schud de staalß es telkens nadat een
nieuw tablet toegevoegd wordt, en tel het aantal
gebruikte tabletten.
Opmerking: Gebruik de gegevenstabel, die in uw
hardheidtest vervat is, en vergelijk het aantal ge-
bruikte tabletten met de hardheidsgraad.
NL
31

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave