• U kunt de achtergrond van het [Home]-scherm wijzigen. Voor meer informatie, zie Handige
functies.
• U kunt van modus wisselen door op pictogrammen op het [Home]-scherm te drukken. U kunt ook
van modus wisselen door op de functietoetsen te drukken. Voor meer informatie over de
functietoetsen, zie Snel aan de slag.
• In de volgende gevallen kan de modus niet worden gewijzigd:
• Bij het scannen van een origineel met de fax- of scanfunctie
• Tijdens directe verzending
• Bij het openen van de volgende schermen:
• Apparaateigenschappen
• Teller
• Informatie
• Adresboekmanagement
• Instellingen Papierlade
• Huidige taak / Taakhistorie
• Tijdens Direct kiezen bij het verzenden van een fax
• Het [Home]-scherm is ingesteld als standaardscherm zodra het apparaat wordt ingeschakeld. U
kunt deze standaard instelling in Functieprioriteit wijzigen. Zie Het apparaat aansluiten/
Systeeminstellingen.
• U kunt de weergave van de lijst met systeemberichten vergroten door Schermfuncties aan te
passen. Voor meer informatie over de instellingen, zie Snel aan de slag.
• U kunt de kleur van [Inloggen], [Uitloggen] en [Energiesp.st.] wijzigen om deze items te markeren
door dit aan te passen in Schermfuncties. Voor meer informatie over de instelling, zie Het apparaat
aansluiten/Systeeminstellingen.
Mogelijke bewerkingen op het standaard toepassingenscherm
• Vingers samenknijpen (uitzoomen)
Plaats uw duim en wijsvinger op het scherm en knijp vervolgens uw vingers samen om het scherm
uit te zoomen. Dubbeltikken kan ook effectief zijn voor deze bewerking.
Gebruik van het [Home]-scherm
33